heldere taalklanken op te vangen, was het openen van scholen.

Dit werd na 1895 nog vergemakkelijkt, toen de Regeering het particuliere onderwijs ging subsidiëeren. Immers bij Stbl. 1895 No. 146 werden regelingen getroffen voor de subsidiëering van het bijzonder onderwijs. Volgens den toenmaligen Directeur O. E. en N., den heer W. P. Groeneveld, was het doel dezer subsidieregeling: „bevordering van het particulier onderwijs en beperking van het aantal Gouv. scholen in Ned. Indië '.

Een oude bepaling werd daarmee tevens op zij gezet, nl. die van 1854, dat er op Java geen confessioneel o n d e r w ij s mocht worden gegeven. Zoo was in beginsel de weg gebaand om ook aan het onderwijs op Holl.-Inl. en Holl.-Chin. scholen subsidie te verleenen.

Menschelijkerwijs gesproken was dit de voornaamste der stoffelijke redenen, waardoor de C. C. tot grooten bloei kon komen.

2. Ontwaking. (Na 1900).

Bijna gelijktijdig kwam in het eerste tiental jaren dezer eeuw zoowel onder de Inlanders als onder de Chineezen een ontwaking, die zich openbaarde in de dringende vraag naar onderwijs. Bij beide partijen waren vooraanstaande personen, die hun volk wezen op het groote belang van meer ontwikkeling en dus onderwijs voor hun kinderen aanbevalen. Die stemmen vonden weerklank, met het gevolg, dat zoowel door de Inlanders als door de Chineezen een groote vereeniging werd opgericht. Die der Inlanders heette: Boedi Oetomo (het uitmuntende o£ voortreffelijke verstand); en die der Chineezen: Tjong Hwee Hwa Kwan (de sociëteit van de Middenbloem).

Tot nog toe had de Regeering weinig of niets voor het onderwijs aan Chineezen gedaan, en dat aan henzelf en aan de zending overgelaten. De zending had Maleisch-Chineesche scholen opgericht, de Chineezen zelf scholen met de Chineesche taal als voertaal en Engelsch als tweede taal.

Een geluk, mogen wij wel zeggen, is het geweest, dat de T. H. H. K. zoo goed als geen leerkrachten kon krijgen, ter-