doeng. Er werd daar ter plaatse een Commissie van Bijstand opgericht, waarin schrijver dezes toen ook zitting kreeg. „De eerste f 6000.— die binnenkwamen zouden voor die school bestemd worden als de plannen voor de school en de keuze van het uit te zenden personeel aan de goedkeuring der C. H. O. waren onderworpen geweest.

Maar de stroom van binnenkomende gelden vloeide maar heel langzaam en zóó heeft het heel wat voeten in de aarde gehad, eer er voldoende, d.w.z. veel meer dan f 6000.— voor die school bijeen was, en er personeel was benoemd, zoowel in Indië als hier, en eer de school onder de bekwame leiding van den heer L. Bergsma (uit Holland uitgezonden) goed en wel op dreef begon te komen.

Er was op voorstel van de adviseurs der C. H. O. op Java gerekend op een hoog schoolgeld. Immers de hoogere standen zouden dat kunnen en willen betalen. Maar juist dat hooge schoolgeld dreigde een streep door de rekening te geven, want terwijl de Gouv. H.-I. school massa's leerlingen moest afwijzen wegens „geen plaats ", bleef het aantal leerlingen voor de C. H. O. school maar klein en dreigde een financiëele debacle, en dus mislukking van deze met medewerking van de Regeering (subsidie) opgerichte school. Het was voor de Regeering ook een proef, en die proef mocht in geen geval mislukken, want daar hing voor geheel Indië te veel van af. Daarom werd na ernstig beraad besloten te toonen, dat een zendingsschool, die zoowel in schoolgeld als onderwijzendpersoneel, enz. enz. gelijkwaardig aan een Gouv. H.-I. school was, moest slagen. Dit werd nl. door de tegenstanders van het zendingsonderwijs betwijfeld. Het duurde na de schoolgeldverlaging dan ook niet lang of de rollen raakten omgekeerd, en de heer Bergsma moest beginnen massa's leerlingen af te wijzen met de boodschap: „geen plaats meer".

Er was aanvankelijk sprake van om die school het eigendom der N. Z. V. te laten zijn, maar de financiëele omstandigheden dezer Vereen, waren toen zóódanig, dat het Hoofdbestuur besloot de verantwoordelijkheid niet zelve op zich te nemen, maar wel om in nauw verband met de C. H. O. samen te werken.

De verdere geschiedenis van deze school en haar verhou-