verzameld, waarvan ik er eenige wil neerschrijven om goed te laten zien de beroering, die er vooral in zendingskringen heerschte.

Art. 1 sub 5 van het nieuwe Staatsblad bepaalt, dat subsidie wordt gegeven mits ,,zoo op de school opzettelijk godsdienstonderwijs (daaronder Bijb. Gesch.) wordt gegeven, de kinderen, wier ouders zulks verlangen, van het bijwonen daarvan worden vrijgesteld .

Deze subsidieregeling, ,.voorgebracht bij de suppletoire begrooting en in de Kamers zonder discussie snel afgedaan", trok aanvankelijk zeer weinig aandacht. Toch is het wel de moeite waard er aandacht aan te schenken, met name om het in art. 1 sub 5 bepaalde.

Ie. Dat de school haar plaats heeft in het zendingswerk, wordt van zendingszijde wel algemeen toegegeven.

2e. Onder de Christenen heeft de school dan ook haar plaats in het volksleven.

4e. De zending heeft voor haar scholen recht op subsidie van de Regeering, omdat zij een deel der Regeeringstaak overneemt.

5e. De Regeering heeft dat recht metterdaad erkend. Dr Br.: ,,En allengs is men de zendingsscholen gaan waardeeren, ook wegens de hooge kosten van het Gouv. onderwijs, die op alle plaatsen het budget in de war stuurden".

6e. Er bestaan voor de zending geen principiëele redenen om de Reg. subsidie voor haar scholen te weigeren.

7e. Het ontvangen van Reg. subsidie brengt voor de zending bezwaren mede, die vooral door de mannen der praktijk worden gevoeld.

Zend. Cons.: ,,De subsidiëering van verschillende zendingskweekscholen werd dit jaar bemoeilijkt, doordat het Nederlandsch daar onder de leervakken was opgenomen, zonder vooraf de erkenning van de behoefte daaraan bij de Regeering aan te vragen. Ook hier bleek weder, hoe moeilijk het ons valt, op eigen terrein niet meester te blijven, maar ons terwille van de subsidie te laten welgevallen, dat de Regeering in zulke zaken ook een woordje heeft mee te spreken."

8e. Deze bezwaren kunnen zóó overwegend worden, dat de subsidie moet geweigerd worden. Dit is het geval