assimileering aan menschelijke gedachten. Ons interesseert alleen dit, dat het mogelijk moet zijn, dat de oude formuleering een nieuwen inhoud krijgt voor den Oosterling en, door hem, voor de Oostersche gemeenschap, als deze door Christus tot een nieuw schepsel of tot een nieuwe schepping gemaakt wordt. Zooals Paulus in zijn brieven kennelijk uitdrukkingen gebruikt, ontleend aan de Grieksche mysteriegodsdiensten, maar een zóódanigen zin er aan geeft dat het radicale verschil van deze mysterie-godsdiensten met het Evangelie van Christus aan den dag treedt, en ze toch behoudt om het nieuwe leven uit Christus daarmede uit te drukken, zoo moet dit in de ontmoeting van het Evangelie met het geestelijk bezit van het Oosten ook mogelijk zijn.

De vraag of w ij dit kunnen doen voor den Oosterling beantwoord ik ontkennend in zooverre, dat het hier niet gaat om abstractheden, zooals b.v. gepoogd wordt aan te geven, hoe de Oosterling zijn gave om kunstproducten voort te brengen van Oosterschen stijl, zich de Westersche wijze van kunstuiting kan leeren eigen maken opdat de Oostersche kunstzin verrijkt wordt, ja zich aanpast aan de Westersche kunstopvattingen. Zoo is het in het godsdienstig leven niet. Godsdienst houdt verband met den mensch (de persoonlijke beleving). Er kan geen vernieuwde zin in Oostersche godsdienstige formuleeringen en uitdrukkingen komen zonder de omzetting naar het Evangelie van den mensch, die deze formuleeringen en uitdrukkingen bezigt. Wij kunnen deze dingen niet klaar maken voor den Oosterschen geest. Evenwel is het mijn meening, dat wij in de eerste plaats tot verheldering van onszelf, die met Westersche dogmatiek het Evangelie brengen in den Oosterschen geest en gedachtenwereld, wel gehouden zijn te onderzoeken en te speuren hoe de ligging der godsdienstige formuleeringen is naar de Oostersche wereldbeschouwing, en de verschillen goed te onderkennen tusschen deze en de onze, die gevoed is door den Bijbel. Dit is van belang om onszelf voorzichtigheid te leeren in onze wijze van uitdrukking en er zooveel mogelijk achter te komen hoe een Oosterling denkt, opdat wij niet onnadenkend verwarring stichten en mogelijk ten slotte blijkt, dat de Oosterling iets geheel anders begrepen heeft dan wij bedoelden, omdat wij