Oost-Javaansche Kerk. Wanneer wij in de veelsoortige berichten, der zendelingen zoeken naar één centrale richtlijn, die het geheel beheerscht, of naar één as waarom het werk zich beweegt, dan is dat ongetwijfeld de Oost-Jav. Kerk. Dit beteekent niet, dat de Zending nu reeds een belangrijk deel van haar taak aan de Inheemsche Kerk zou kunnen overdragen; aanvankelijk is daarop, ook onzerzijds wel eens te veel nadruk gelegd, en de meening verkondigd, dat de zendelingen nu eerst recht mobiel zouden zijn geworden om zich naar buiten te richten. Het blijkt echter meer en meer dat de opgroeiende jonge kerk nog zeer veel aandacht van de zendelingen vraagt, al is ook hun arbeid geheel van karakter veranderd en al kan de inwendige verzorging der kerk steeds meer aan hare eigen organen en ambtsdragers worden overgelaten. Maar juist die voortgaande groei dér kerk brengt allerlei vragen naar voren, waarop de zendelingen tezamen met de leiding der kerk een antwoord hebben te zoeken, en dit kost te meer tijd en krachtsinspanning, nu steeds gewaakt moet worden, ook in gemengde commissies, waarin de Europeanen slechts een kleine minderheid uitmaken, dat toch hun overwicht niet ongemerkt den doorslag geeft bij overwegingen en besluiten, en men niet, ongewild en onbewust, weer in de oude lijn vervalt van opleggen van regelingen, die voor onze Westersche begrippen vanzelfsprekend zijn, maar toch geen innerlijk verband houden met het Inheemsche geestelijk bestaan. Daardoor toch wordt de Inheemsche productiviteit en het Inheemsche initiatief, welker ontwikkeling gelijken tred houdt met de mate waarin de zelfstandigheid wordt gerealiseerd, weer teruggedrongen naar het niveau van napraten en navolgen dat tot vóór korten tijd steeds meer het kenmerk was geworden der Inheemsche samenleving, ook der Christelijke.

Wij denken hier bijv. aan den arbeid der Liturgie-commissie in de Synode. Hoezeer het in beginsel toejuiching verdient, dat gezocht wordt naar een nieuwen vorm van Godsvereering en eeredienst, die meer overeenkomt met het Oostersche wezen dan onze hyper-nuchtere westersche Protestantsche traditie, het gevaar is hier zeker niet denkbeeldig, dat onzerzijds onwillekeurig wordt begonnen vanuit een gezichtspunt, dat, hoewel voor ons vanzelfsprekend, toch voor den Indiër