En toch ons streven naar het zelfde doel, ons wedijveren om den voorrang in de gemeente zou krachtig kunnen werken om de zending te verheffen, te versterken, in eere te brengen bij allen, die het goede voorstaan. De geschiedenis leert het ons.

De Oost-indische compagnie kon niet dulden, dat het Evangelie in de door haar bezette landen anders dan door hare dienaren verkondigd werd. Dit was een gevolg van haren monopoliegeest. Daar kon geen wedijver bestaan.

Het Nederlandsche zendelinggenootschap werd lang beschouwd, als de eenige instelling hier te lande, geroepen om door zijne zendelingen het Evangelie aan de volken van Indië te doeu verkondigen, en het bleek buiten machte, die zwaarwichtige taak naar den eisch te vervullen. — Het zag lang met leede oogen aan, dat anderen zich daartoe aangordden. Het bad aanvankelijk de nalatenschap der O. Indische compagnie aanvaard; doch moest ervaren, dat het beheer zijne krachten te boven ging. Jal het moest er eindelijk toe komen, zich tot Ambon, de Minahassa en Java te bepalen. Ambon moest het zelfs later opgeven, en niet dan met schroom nam het op zich, voor Savoe, dat om hulp riep, iets te doen, terwijl het de roepstemmen, die van elders kwamen, onbeantwoord moest laten.

Daar verrezen van tijd tot tijd verschillende vereenigingen. Naar het vrij algemeen gevoelen, werd daardoor het werk droevig verbrokkeld, de weg geopend tot een jagen en drijven, dat in plaats van ijver te wekken, moedeloosheid moest te weeg brengen bij hen, die zich tot hiertoe bereid betoond hadden het hunne te doen voor de groote zaak. Dit gevoelen nu heeft allen grond, als elke vereeniging alleen hare eer, haren voorspoed zoekt, zich tracht te versterken ten koste van anderen, met weerzin ziet, dat het dien anderen goed gaat, leedvermaak gevoelt bij anderer tegenspoed; als allen elkander verdenken. Dan plaatsen zelfzucht en kwaaddenkendheid zich op den troon, en de liefde ligt verslagen; de geest van Christus is geweken.