gebruik maken bij hun dagelijksch bedrijf. Het zijn dezulken, die als Hoofden, schrijvers of opzichters zullen optreden; doch hoe gering is dat getal!

De gewone negeryman zal vooral gebruik moeten kunnen maken van zijne zintuigen en van zijne handen, en reeds vroeg moeten leeren, daarbij zijn verstand te gebruiken. Hij moet ontheven worden van alledaagschen sleur, om te gaan leven in alles wat hem omringt: de natuur, zijn huisgezin, zijne maatschappij, de christelijke gemeente. Leven in dien zin is voor hem de wezenlijke behoefte, en het lager onderwijs kan en moet dienen om hem die behoefte te doen gevoelen en de middelen te doen aangrijpen, die daarin kunnen voorzien.

Het ontbreekt daartoe den Inlander niet aan aanleg. Hij teekent gaarne, maar hoe? Zal hij het betrekkelijk goed leeren, dan dienen oog en hand reeds vroeg geoefend te worden. Hij kleurt gaarne, doch zonder smaak. Hij vormt ook wel figuren in leem of andere stoffen; doch hoe hem daarbij terug te brengen van die onoogelijke, vaak aanstootelijke vormen, die hem uit vroegere tijden nog zijn bijgebleven? Men lette maar eens op de voorwerpen in onze museums voorhanden. Hij heeft aanleg voor timmeren, draaien, kortom voor alles wat met onze handwerken in nauw verband staat. Hij zou een knap handwerksman worden, als de geheele maatschappelijke inrichting niet daartegen in den weg stond. Doch wat hiervan zij, het staat vast, dat hij zich in alles beter zou kunnen helpen, de middelen van zijn bestaan aanmerkelijk zou kunnen verbeteren, als hij van zijne kindsheid af aan geoefend werd in het gebruik van zijne zintuigen en van zijne handen, als zijn oog geopend werd voor het schoone, zijn smaak gevormd en zijn kunstzin veredeld werd.

Zal het daartoe eenmaal komen, dan moet de Inlandsche volksonderwijzer zijne roeping leeren begrijpen en met de begeerte bezield worden, om daaraan te voldoen. Is hij daarbij een godvruchtig man, die voor zichzelven prijs stelt op een leven den discipel van Jezus Christus waardig, dan zal hij eene hervorming teweeg brengen, die op de gansche Inlandsche maatschappij haren invloed zal doen gevoelen. Onze kweekschool is bestemd om zulke onderwijzers te vormen, en Br. Keuyt beijvert zich om in dien geest de inrichting te leiden.

Ontbreekt het dan ten eenenmale aan geschikte onderwijzers? Verre van daar. Onze Broeders in de Minahassa hebben altijd het hunne gedaan om het gehalte van de onderwijzers te verbeteren. Daarom dan ook heeft Br. Kruyt het noodig geoordeeld de scholen