de hoofdstad Malang en 5 paal van Swaroe verwijderd.

Intusschen breidde Swaroe zich uit; doch op een' afstand van niet minder dan 8 uur gaans, in het distrikt Sënggerö, terwijl Swaroe tot Gondang-lëgi behoort, welke vestiging Pëniwen heet. (l) Ook deze liet weder in den naasten omtrek de gelegenheid tot eene nieuwe vestiging niet toe. Zoo zochten tengevolge eener bijzondere omstandigheid eenige christenen van daar, versterkt door enkelen van Swaroe, voor omstreeks 3 jaar weder het Gondang-lëgische op, en trachtten zich te vestigen, ongeveer 3 uur gaans ten zuiden van Swaroe.

De aanleiding daartoe was de volgende. De zuidelijkste nederzetting in Gondang-lëgi was tot dien tijd de desa Bantoer. Zij wilde echter maar slecht slagen, niet uit gebrek aan bouwgronden; die waren er overvloedig, doch het mocht niet gelukken, den dam, die het water opstuwen moest, om het naar die bouwgronden te laten vloeien, stevig genoeg te maken. Tot drie malen toe was die aarden wal door weinig menschen met zooveel moeite opgeworpen, reeds weggeslagen. Hoevele offers waren er al gebracht, hoevele offermaaltijden gegeven, hoevele vromen geraadpleegd en allerlei gebeden uitgesproken, doch alles te vergeefs! 's Wekelijks ontmoet het dorpshoofd, Krömó Sëtjö, het christendorpshoofd van Swaroe. Ten einde raad vraagt gene aan dezen, of hij nog niet een ssarat," (een middel) wist. Een paard zou hij hem ten geschenke geven, als het eene goede uitwerking hebben mocht. Krömö Sëtjö begaf zich naar Bantoer. Weldra bespeurde hij, dat een groote boomstam in den weg zat. Deze moest opgeruimd, daarna de daiu op nieuw opgeworpen worden, en zie, ook zelfs tot nu toe wederstaat hij den drang van het water.

Het dorpshoofd en zijne medegenooten stonden verbaasd. Met blijdschap gaf de eerste aan Kruinö Sëtjö de keus uit zijne paarden. Krömö Sëtjó wilde echter geen paard

(1) Vergelijkt kaart van de Residentie Pasoeroehan, Meded. dl. XXXI.