4. Br. R. Bossert.

In de maand Mei van het jaar 1847 vertrokken van hier onze Broeders Siebold Ulfeks, Rudolf Bosseet en Coenelis Lodewijk Castéekn vajs Cattenbuech . De laatste werd reeds in 1854 tot hooger leven opgeroepen: Br. Ulfees ontsliep, na weivolbrachten, gezegenden arbeid, den 2den Juni 1885, op hoogeu leeftijd.

Den 6den Mei j.1. bezweek ook onze Br. Bosseet in den ouderdom van ruim 72 jaren, aan de gevolgen van eene langdurige ziekte. Yan 1849 tot 1854, in de Minahassa, te Tanawangko, werkzaam, was hij de eerste van onze zendelingen, die in dat jaar geroepen werd om in de langsamerhand van arbeiders ontbloote gemeenten op de Ambonsche eilanden het dienstwerk op te nemen. De toen derwaarts gezonden Broeders bleven in dienst van het Genootschap, doch ontvingen hunne bezoldiging van de Regeering. Toen hierin verandering kwam (in 1864), ten gevolge van ontbinding van de overeenkomst met de Regeering, behoorde Br. Bosseet onder de eerste zendelingen, die als hulppredikers, met behoud van hun karakter als zendeling, werden aangesteld. Sedert was hij met trouw en ijver in deze bediening werkzaam.

In 1881 zagen wij onzen Broeder, van het gezicht beroofd, hulpbehoevend tot ons wederkeeren. Hoe gelukkig was hij, toen hij, na te Utrecht eene kunstbewerking te hebben ondergaan, het gebruik zijner oogen had terug ontvangen. Toch bleek weldra, dat hij voor den dienst in Indië niet meer geschikt zou zijn. Na ongeveer 34jarigen arbeid in het werk der Evangelie-bediening werd hem van wege de Regeering pensioen verleend, en vestigde hij zich te Rotterdam. Was hij niet in staat, en was het buitendien voor hem niet geraden, hier te lande openlijk op te treden, in ons Zendelinghuis kwam hij dikwijls, en daar werden zijne bezoeken steeds op prijs gesteld.

Onze Broeder droeg zijn zwaar lijden met geduld en met opzien tot zjjnen Heer, tot wiens ruste in het Vaderhuis hij is ingegaan.