zijde over mijn zaaisel heen gezaaid werd. De waarheid en de gevolgen daarvan ervoer ik in dit jaar. De eenvoudigste waarheden, de eerste maal met groote belangstelling vernomen, en waarop later kon worden voortgebouwd, scheen men als weêr van zich gezet te hebben, en kennelijk had men zich verschanst, om niet al te licht raakbaar te zijn.

Ik vraagde mij daarom af, of het goed was, op die wijs voort te gaan met evangeliseereu? Als de harten toch er slechts te dichter door toegesloten worden, wat nut zou 't dan kunuen hebben? Dit maakt juist de evangelisatie op Java zoo moeielijk, terwijl nog uiterst zelden gevoel van zondaarsbehoefte en begeerte naar eeuwig leven schijnen door te dringen. Hoe zullen alzoo oog en hart ook der arme Tënggëreezen voor de uitnemendheid des Christendoms geopend worden? Daarin ligt, dunkt mij, de roeping der gemeente van Mangonnan djëro. Ik weet, dat hiertoe veel geeischt wordt. Ergernissen moeten worden uit de gemeente weggenomen, echtgenooten met elkander in vrede leven; geen ontrouw worde er gevonden, geen kinderen, die tegen hunne ouders opstaan, geen ouders, die hunne kinderen veronachtzamen, geen traagheid, geen wanorde, geen bedrog of lengen of oneerlijkheid. Voorbeelden moeten de christenen zijn van maatschappelijke welvaart, huiselijk geluk, vrede onder al de omstandigheden en wederwaardigheden des levens. »Aan de vrucht kent men den boom", zal in 't eind nadere en verdere omgeving moeten erkennen, en die de stem van •Jezus hooren willen, zullen zich niet langer afwenden, maar gewillig laten verzamelen. O , Geest van God , breek door, breek door!"

Om deze reden tellen en wegen wij onze christenen.

Hoe hooger hun aantal, hoe eerder zy in 't oog kunnen vallen, maar bovenal wegen wij ze, opdat zij de waardeen kracht van het Christendom openbaren, die onweerstaanbaar zij voor allen, die behouden willen worden.