Eenmaal zijn de christenen op Java vergeleken, niet bij een nog onontwikkeld kind, maar bij een' verwaarloosden en zich reeds in velerlei verkeerdheid verloopen hebbenden knaap. Dit is op de nog jonge, uit verschillende elementen saamgevloeide gemeente van Mangonnan djëro van volle toepassing. Behalve den goeden en eerleken voorgang van hunnen heer en zijne echtgenoot kunnen zij daarom het onderwijs en de leiding van een' uitstekenden inlandscheu helper niet ontberen. Deze moet voor het onderwas van volwassenen en kinderen, ontwikkelden en onontwikkelden, reeds toegetredenen en nieuwelingen, en zoowel tot de onderkenning als de leiding van oprechten en onoprechten, trouwen en ontrouwen, ijverigen en tragen, zachtmoedigen en twistgierigen geschikt zijn. Liefst zij hij, met zijn gezin, te midden der gemeente gevestigd, wat (zooals wij boven zagen), met Pak Poerwó üiet het geval is, en wegens den ziekelijken toestand van zijne vrouw ook onmogelijk schijnt. Behalve dit moet de zendeling haar ook meermalen bezoeken, opdat hij zich steeds van den goeden gang des werks en den vooruitgang der gemeente overtuige.

Nog voeg ik hierbij, dat ik te Mangonnan djëro een achttal schoolkinderen verzamelde, en Pak Poerwö ernstig opdroeg, die met al de kracht en kennis, die in hem zijn, te onderwijzen. Worden zij niet aan den verwaarloosden knaap, maar aan de wel opgevoede en goed onderleide kinderen gelijk, bij wie het woord des Evangelies eene goede plaats kunne vinden!

Het is mijn doel niet geweest een schoon tafereel van de nog jeugdige gemeente te Mangonnan djëro op te hangen. Wat nog niet is, kan later ontstaan. Worden slechts velen opgewekt, om mede te bidden en mede te werken, opdat Mangonnan djëro, even als al onze gemeenten op Java groot of klein, bevestigd en tot lichten in de duisternis gesteld mogen worden!