niet zelden, dat men in eene nieuwe, vreemde omgeving komende, verkeert gevoelt en oordeelt." Dit woord plaatst Br. Biegeb boven eenige mededeelingen, die hij ons deed toekomen over zijne aankomst en eerste ervaringen op Savoe, die wij hier laten volgen, wel overtuigd, dat onze Broeder in hetgeen h^j schreef de noodige voorzichtigheid betracht heeft. Wij lezen dan wat volgt.

i Gelijk ik u in een' vorigen mocht mededeelen, waren wij wel behouden op Savoe aangekomen. Ik moest om aan wal te komen in eene sloep stappen; want Seba heeft, evenals de andere plaatsen op Savoe, geen veilige ankerplaats. In den droogen of Oost-moesson (van April tot October) kan men in 20 minuten met sloepen van het schip aan wal komen; maar in den regenmoesson is dit vaak onmogelijk. Dan moet het schip naar Timoe (oostelijk Savoe) om te ankeren.

»Hoewel de christenen niet zeker wisten, dat ik met deze boot zou komen, waren toch velen aan het strand vergaderd en van de goeroes (de onderwijzers) ontbrak niet één. Met blijdschap en hartelijkheid werd ik ontvangen. AlleD waren terstond bereid mijne goederen op eene veilige plaats te brengen en zelfs gedurende den nacht te bewaken ; terwijl alles den volgenden morgen met even veel moed naar het huis van den Posthouder, den Heer Frans , werd overgebracht. Ik gebruik hier met opzet het woord moed, daar het inderdaad niet weinig beteekende, mijne zware kisten, bjj de hitte van een Savoeneesch klimaat te versjouwen, en zulks nog wel meest door vrouwen geschiedde, die over het geheel sterker schijnen dan de mannen. Blijkbaar heeft de voeding een' ongunstigen invloed op de spierkracht; althans de Javanen, die zich met rijst voeden, zijn veel sterker dan de Savoeneezen.

»Onder degenen, die mij aan het strand kwamen verwelkomen, was ook de Radja (vorst) van Seba, dien ik met de vereischte ouderscheiding te gemoet trad. Na het volbrengen van de wederzijdsche begroetingen, begaven wjj ons naar eene soort schuur, eigenlijk het dak van een Savoeneesch huis, met eene opening aan ééne zijde, door welke wij, diep gebogen, naar binnen gingen en plaats namen op stoelen, daar voor den vorst en mij geplaatst. Het gesprek liep onder anderen ook over het doel van mijne komst op Savoe. Eenige vrouwen brachten ons wat water van de kokosnoot, dat, bjj de schromelijke warmte van de gloeiende zonnestralen, zich goed liet smaken. Onderwijl had men m\jn goed geborgen, en nadat de vorst zich verwijderd had, begaf ik mjj naar den Heer Fkans , bij wien ik aanvankelijk een harteljjk onderkomen vond.