Mei 1889. M 5.

MAANDBERICHT

VAN HET

Nederlandsche Zendelinggenootschap.

(Gesticht in 1797.)

(91 ste Jaargang.)

INHOUD.

In memoriam. — 1. Minahassa. (Werkkring van den Hulpprediker H. J. TENDELOO. — 2. Huwelijk van Br. M. BROUWER. — 3. Br. P h . BIEGER. — 4. Uit een schrijven van Br. J. K. WIJNGAARDEN. — 5. Lijst van giften, enz.

I3XT

Zij, die onzen Vriend HENDRIK HIEBINK in zijne kracht gekend hebben, behooren grootendeels tot de bejaarden en ouden van dagen.

Vernam men in de laatste jaren weinig van hem, liet was geheel in overeenstemming met zijn karakter. Zijne belangstelling in de dingen van ons Genootschap was onverflauwd; maar wat hij er voor deed, geschiedde zonder den minsten ophef, eer in stilte.

Tot in de allerlaatste dagen van zijn leven was hij helder van hoofd en warm van hart, en, had hij ook bittere ervaringen, zijn gemoed bleef kalm, het vertrouwen op zijn' Heer onverzwakt.

Nog weinige dagen vóór zijn verscheiden ontving een onzer van hem een schrijven, dat daarvan getuigde. Eene zeer korte ongesteldheid maakte op den 27 sten Maart j.1., een einde aan zijn leven hier op aarde.

Den 30 3t ™ d.a.v. was een kleine schare van verwanten en vrienden tegenwoordig bij de begrafenis te Muiderberg, en onder dezen als vertegenwoordigers van ons Genootschap de BB. \V. Francken Az . en J. "VV. Roskes . Br. Francken sprak een warm woord van waardeering wegens de diensten door den overledene aan het Genootschap bewezen.

Den T" 1 ™ Juli, 1809, te Heino geboren, werd Hiebink den 2(ien November 1840 tot eersten Director van ons Zendelinghuis benoemd, en vervulde hij die betrekking met trouw en nauwgezetheid tot in het jaar 1860. Toen legde hij zijn ambt neder, in de overtuiging van daardoor in het belang te handelen van het Genootschap, dat hem dierbaar was en bleef.

Zijn Directoraat was rijk aan gewichtige gebeurtenissen. Het is hier de plaats niet in de bijzonderheden te treden. Dit hopen wij later in onze „Mededeelingen" te doen.

"Wij, zijne oude Vrienden, staren hem na, in het zalige vooruitzicht hem weder te vinden in het huis van onzen Hemelschen Vader. „Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, van nu aan: Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid, en hunne werken volgen met hen."