1. Minahassa.

Werkkring van den Hulpprediker Tendeloo.

Verklaarbaar is de ingenomenheid niet de vruchten der zending in de Minahassa. Wat is daar veranderd en verbeterd sints het jaar 1822, toen de eigenlijk gezegde zending er haar werk begon. Gruwelijke misbruiken, waarvan het koppensnellen het ontzettendst was, spoorloos verdwenen; - bijna de gansche bevolking tot het Christendom overgegaan ; - tal van kerken en scholen gebouwd, ook door bijdragen der Alfoeren zeiven; - in woningen, huisraad en kleeding de beschavende invloed des Evangelie's zichtbaar, en de heiligende en vertroostende kracht des Evangelie's bij meer dan een' in leven en sterven gebleken, - wie moet er zich niet, met ootmoedigen dank aan God, in verblijden? Wat onlangs, tot droefheid van de vrienden en vermaak van de vijanden der christelijke, met name der Protestantsche zending, de kanunnik Taylor over hare onvruchtbaarheid gezegd moge hebben, in de Minahassa heeft zij, ook volgens het getuigenis van hen, die met de zending niet dweepen, goede vruchten gedragen.

Maar in het ééne gedeelte van dit arbeidsveld zijn die vruchten meer en beter dan in het andere. Openhartig wordt het erkend door onzen broeder tendeloo , in een uitvoerig schrijven aan onzen Director, den ]7 den Dec. 1838 ontvangen, dat zijn werkkring, die uit 22 gemeenten bestaat, waarvan Ajer-madidi de hoofdplaats is, achter staat b.v. bij Tondano en de daarbij behoorende plaatsen. Gedeeltelijk is dit te verklaren uit den overgang in massa tot het Christendom in het jaar 1857. Hoe levendig staat het steller dezes nog voor den geest, met welk eene ingenomenheid de toenmalige voorganger in den Bidstond van die verblijdende gebeurtenis melding maakte. Maar tendeloo zegt er van: »Hoevelen van die 10000 gaven zich rekenschap van hunnen overgang? Het was den meesten om den naam te doen. En dien wil men nog wel. Aan terug-