en Iskak (Izaak) en hun beider nakomelingen. En zoo kwam ik op Kangdjeng Goesti nabi Ngisö Rohoellah (Jezus) en zijne leer.

Soeléman. Als het is gelijk u daar zegt, dan verschilt dit erg veel van hetgeen de hadji's ons leeren.

Ik. Dat zal wel waar zijn. Trouwens het spreekwoord zegt: ieder geleerde heeft zijn gevoelen. Maar wat dunkt u nu het ware of meest aannemelijke te zijn? Hierover kunt ge toch oordeelen.

Soeléman. Als ik zoo pas u gehoord heb, dan komt het mij voor, dat dit het rechte en meest aannemelijke is; maar hoor ik dan weer de hadji's, dan raak ik in de war en kan niet antwoorden. En daarom zeg ik dan maar: »ja, 't. is zoo, 't is waar."

Ik. O, Léman! als het zoo is, kunt gij het ware van het valsche nog niet onderscheiden; dan houdt gij wat goed en wat verkeerd ia maar voor het zelfde. En dit mag toch niet. Ge moogt het goede en kwade zoo maar niet door elkander rekenen; maar moet over het een en het ander nadenken, om alzoo voor u zeiven het rechte te leeren kennen.

De heer V. Ja, Lémau! je moet zelf goed nadenken, den godsdienst, die goed is, moet je volgen, en je niet storen aan dezen of dien; want later komt het toch alles op je zelf neer.

Ik. Herinnert ge u nog, wat ik onlangs over de plichten van den mensch gezegd heb? We kunnen niet leunen op de deugd van anderen, of op de vroomheid van hadji's of priesters. Of we dom of knap zijn, we moeten er zelf voor staan. Of denkt ge, dat de een of ander ons hierbij wel een handje helpen kan? Bij stoffelijke zaken moge dat zoo zijn; maar de godsdienst is eene geestelijke zaak; het moeilijke er van kunnen we niet aan een ander overdragen ; en het aangename kan een ander ook van ons niet vragen. Ieder ondervindt zijn eigen geluk of ongeluk; zoo als het spreekwoord zegt: die het werk doet, ontvangt het loon.

Hierop vertelde ik nogmaals over nabi Ibrahim en zijn' zoon Iskak, en over de belofte vau God aan die beiden; ook over Jakob en zijne nakomelingen, en over het woord van God, dat tot hen was gekomen, aangaande den Verlosser; en wat de profeten voorspeld en de engelen gesproken hadden, en hoe dit alles was vervuld in Goesti Ngisö Rohoellah, den Panoetan der christenen.

Madnoer. Maar dan is de christelijke godsdienst juist gelijk aan den mohammedaanschen; want de Islamieten gelooven ook aan Kangdjeng nabi Ngisö, daarom houden ze ook het gebedsuur ngisö. (1)

(1) Het gebedsuur in het begin van den avond. Het woord wordt op den klank af voor den naam van Jezus gehouden.