nachtverblijf in eene //lobo" een hoofd vertrouwelijk dicht bij hem zitten en zei: «Ik wil van u leeren." En op zijne vraag: //Wat wilt gij leeren?' 1 zei hij: "Iioe ik mensclien kan vergiftigen."

Somtijds werd hij met bijzondere voorkomendheid bejegend. Zoo bood het hoofd van Pingoa hem een leeg staand huis aan om daarin zijn intrek te nemen en te overnachten en hield hem met aangename welbespraaktheid een tijd lang gezelschap. Op een andere plaats echter was men zeer onheusch; eene //lobo" was er niet en niemand wilde hem herbergen, men verwees hem eenvoudig naar de smidse op eenigen afstand van de kampong gelegen en weigerde zelfs hem kippen en andere spijs te verkoopen. Wel schenen die mannen later eenigszins van gedachte te veranderen, zij kwamen althans een magere kip voor veel te hoogen prijs aanbieden. Doch toen hij hun nu kalm maar met ernst onder het oog bracht, hoe onheusch zij handelden en geheel tegen de gewoonte der Alifoeren, die den reiziger geven of althans voor billijken prijs verkoopen, wat hij noodig heeft, kwam de zoon van het hoofd later zijne verontschuldiging aanbieden; maar men liet hem in de smidse. Onder deze en meer dergelijke ontmoetingen werd de reis gedurende eenige dagen voortgezet, tot dat zij weer aan de Posso-rivier kwamen, op eenigen afstand beneden het punt waar deze het Posso-meer verlaat. De toen afgelegde afstand wordt door Er. Kruijt begroot op 55 a 57 palen, dus 18 a 19 uren gaans. De omwegen, die gemaakt moesten worden, en de moeielijkheden, welke de weg zelf bij stijgen en dalen opleverde, lieten niet toe eiken dag meer dan enkele uren te vorderen.

Aan de overzijde van het punt waar zij aankwamen lag de kampong Mokito, waar zij zich van de noodige toebereidselen voor het bezoeken van het meer moesten voorzien en de stroom was daar zeer breed, al was hij slechts één vadem diep. Doch er waren daar vele bamboe-vischfuiken geplaatst, waarbij de visschers met kleine prauwen hun arbeid verrichtten en in drie tochten werd het reisgezelschap overgezet. Al spoedig kwam nu het hoofd der plaats met anderen Kruijt opzoeken zonder eenige vrees te toonen en na ontvangst van eenige geschenken, kralen en spiegeltjes, toonden zij zich zeer bereid om hunne bezoekers van het noodige te voorzien.