alleen heerschers over den staat, maar ook over den godsdienst, dat wil zeggen, zij hadden niet alleen macht over het lichaam, maar ook over de zeden en godsdienstbegrippen hunner onderdanen. Wanneer wij, Javanen, zien, dat het Gouvernement vreest, als we christenen werden, ons in ons werk te handhaven, dan mag men in de toekomst niet veel heil voor het Christendom verwachten. Het Gouvernement behoeft zich niet eens zoo openbaar gunstig gezind te betoonen voor het Christendom, als het maar zijdelings goedkeuring gaf en toestond, dat wij, hoofden, in ons werk mochten blijven als we christen worden. En de Javaan is nog niet op eene hoogte van zelfstandigheid, dat hij buiten zijn hoofd om in waarheid (uit overtuiging) het Christendom of een' anderen godsdienst zal omhelzen. Als het Gouvernement in de richting van het Christendom één woord wilde spreken, dan werden duizenden Javanen christenen. Doch de Begeering is bevreesd voor godsdienst-oorlog."" (1)

//Doch kan ik al niet van groote vorderingen getuigen, toch had ik in 1893 nog stof genoeg om te danken en wel allereerst U, HH. Bestuurders. Immers ik ontving steeds geregeld de ondersteuning, die gij mij en mijnen kinderen in Nederland verschaft, zoodat ik ook in 1894 mijn werk met een blij en dankbaar hart te gemoet mag gaan, den Heer des oogstes biddende, ons zijn' steun en zegen te verleenen.

//Het verblijdde mij in de maand Juni dezes jaars te Madioen en te Ngoeloep het Avondmaal met de christenen te mogen vieren. Bij het volbrengen van deze plechtigheid dacht ik niet in de eerste plaats aan mondigheid of kennis, noch ook aan uiting van behoefte bij de gemeente. Zij is als zuigeling te beschouwen, en ik acht, haar als zoodanig het voedsel niet te mogen onthouden, dat ook voor den eenvoudigsten in deelneming aan het Avondmaal is weggelegd. Bijna allen namen daaraan deel. Eenigen tijd te voren had ik bijzonder onderwijs aangaande deze instelling gegeven en er ernstig op gewezen, dat men bij halfheid van het gemoed of een leven naar de

(1) Wij nemen deze uitspraak over op het gezag van Br. Bieger; maar hij zal met ons erkennen, dat zulke christenen voor uitbreiding van het Godsrijk niet veel zonden beteekenen. Red.