niet bang te zijn, gij oningewijde; als wij in die verrukkingen zijn, dan krijgen wij ingevingen. Maar gelukkig"" zoo vervolgde Elizabeth, //"mijne zuster is er nog niet in gebleven, en zij die hebben meegedaan, krijgen,als het afgeloopen is, altijd wat rijst en versnaperingen."" En, vroeg ik ////is die gemeente groot?"" ////Neen er behooren maar ongeveer 15 leden toe; zij wonen in de desa Djorö, onder Kanigóro.""

Wat Elizabeth aan Br. Bieger verhaalde komt in hoofdzaak overeen met wat in der tijd Harthoorn, later Poensen en ook Prof. Vetli ons omtrent de moliammedaansche kettersche Doel-secte mededeelden. (1) De laatste zegt daarvan: //Zonder dat ik voor de zuiverheid (dezer voorstelling) van hun geloof zou durven instaan, meen ik ze juist voor geen slechter mohammedanen dan de massa der Javanen te mogen houden."

Omtrent zijne school deelt Br. Bieger mede, dat zij 13 leerlingen telt, dat hij daar onderwijs geeft in lezen, rekenen, schrijven, zingen en Bijbelsche geschiedenis, en dat hij vooral van het godsdienstig onderwijs veel werk maakt. Hier vinden wij eene herhaling van wat wij in 1893 vernamen. Wij hopen later iets meer in bijzonderheden uit deze school te kunnen mededeelen.

Onze Broeder legt zich ook zeer toe op de behandeling van zieken. Madioen werd echter in dit jaar niet zoo zwaar geteisterd door koortsen als in 1892. //Ik kon", zoo schrijft hij, //nu uit eene ruime hand helpen, te meer daar ik, bevreesd, dat de koortsen weer zouden komen, reeds veel kinine had aangekocht. Ook uit Solo kwam men om geneesmiddelen." In bijzonderheden omtrent die zieken treedt de verslaggever niet. Wel schrijft hij: //Zelden is er sprake van, bij ziekten eu het uitreiken van geneesmiddelen, op den Eenigen Geneesheer te wijzen. Enkelen slechts kwamen door het vragen van geneesmiddelen onder het gehoor des woords; maar ook niet meer. Men hoort zwaarlijk en ziet wel, maar merkt niet op. Er is geen belangstelling. Men leeft geheel voor dit leven en daar onder gaan de vraagstukken betreflende het hoogere leven, geheel te gronde. Ook tegenspoeden en rampen brengen daarin geen verandering te weeg."

(1) Zie //Mededeelingén" D. 4 p. 240; D. 8 p. 227 eu Veth's Java, 1ste D. p. 339.