er zijn vele en sterkwerkende oorzaken, die hier belemmerend optreden.

Allereerst het uiterst gering besef van godsdienst, 't welk bij den Battak schijnt te bestaan. Wel ontkent deze het bestaan eener geestelijke wereld niet, o neen, geesten van voorouders, boseh- en berggeesten, hij gelooft dat ze er zijn; maar hij heeft met die wereld liefst zoo weinig mogelijk te doen. En wat er gedaan moet worden om de geesten te bevredigen, hij laat dat aan de vrouwen over; zij roepen de geesten op; zij bevredigen ze door offers, enz. De man heeft daarmee niet te maken; hij heeft alleen maar om zijn voordeel zich te bekommeren en zijn genot te zoeken.

Bij deze onverschilligheid in het godsdienstige komt een lage trap van zedelijkheid, tengevolge van het heerschen van veelwijverij (polygamie), opiumschuiven en verslaafdheid aan het spel. Wel is polygamie niet algemeen, maar dit alleen doordat iedere vrouw gekócht moet worden en het den meesten al moeielijk genoeg valt om den bruidschat voor ééne vrouw te betalen. Maar ééne moet hij toch hebben, anders zou hij zelf moeten werken voor zijn onderhoud; heeft hij eene vrouw gekocht, dan is deze zijne slavin, die voor hem moet werken en zorgen. Want de Battak, vooral die der laagvlakte, is lui en trotsch; met de diepste minachting ziet hij op den koelie neer, die in dienst van den tabaksplanter werkt. Ook voor een behoorlijk loon is hij moeielijk tot dienstarbeid te bewegen; hij is veeleer door vriendelijke goede woorden er toe te brengen om den zendeling te helpen bij eenig werk, dan dat hij dit voor loon zou doen. En wat hij heeft wordt helaas! maar al te veel aan opium besteed of roekeloos verdobbeld.

Daarbij komt als derde moeielijkheid een diep geworteld wantrouwen jegens den vreemdeling, vooral den Europeaan.

In dat wantrouwen deelt ook de Zendeling. Dezen durft de Battak zijne kinderen bijna niet toevertrouwen; hij is bang dat er wat met hen gebeuren zal, of dat zij naderhand voor het onderwijs zullen moeten betalen, al wordt ook gezegd, dat zulks niet het geval is. Dat deze om zijn eigen voordeel tot hem komt staat bij hem vast, 't zij om eerlang ook als planter op te treden, 't zij om een oog in 't zeil te houden en berichten in te winnen omtrent de Atjehers, of wel omdat hij als goeroe over geheime krachten beschikt, die hij tot zijn voordeel zal aanwenden, of om voor veel geld berichten over hen naar Holland op te zenden. Waar zij zulke bedoelingen onderstellen wekt alles hun wantrouwen op. Als de namen der zieken worden opgeschreven, dan zal het zijn om daarvoor geld te krijgen; als hij zich laat doopen, zal hij zich daardoor verplichten om