sterking van zijn werk gezonden, de hand te drukken. Met het oog op onzen broeder F. de Munnik, die thans te Módjowarnö vertoeft, koestert hij de hoop, dat de werkkring Kediri zich weldra weder in een' eigen zendeling zal mogen verheugen en . . aan arbeid zal daar geen gebrek zijn. De weg om met de Javanen in aanraking te komen, behoeft er niet meer te worden gezocht. De gemeenten zeiven, haar hulppersoneel en hare scholen zijn daar, en bewijzen, dat het woord uit het Evangelie van Johannes: //Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt," geen vreemde klank meer is. Ja, deze gemeenten bewijzen, wat er van de Javanen wordt, als zij zich met vertrouwen aan den zendeling overgeven. //Och! men kan soms zoo vreemd over de Javanen denken en spreken"; - zoo zegt Poensen in zijn reeds aangehaald verslag, - //inen wil hun zelfs wel eens het vermogen om te weenen en tranen van aandoening te storten, ontzeggen. Maar komt, en herinnert u nu eens, welke zielsuitingen men onder de Inlanders kan waarnemen en door ieder van ons vaak beschreven werden; hebt nu eens het geluk eenen dag te beleven, als wij eenmaal te MödjöWarnö en nu weer te Wönö-Hasri (1) mochten beleven; en gij zult wel gedrongen worden, met ons God te danken, dat Hij ook Javanen weet te brengen tot geloof en geloofsleven en geloofsuitingen, die het hart des zendelings goed doen, en met moed en hope vervullen; om dan te leeren zeggen : weg met al dat ongeloof, dat twijfelen, dat vertsagen, dat gebrekkig ethnologisch onderscheiden, waardoor men den dag der kleine dingen leert verachten; waardoor men geestelijk-blind wordt om niet te kunnen zien, wat de Heilige Geest ook op Java wil tot stand brengen. God zij geloofd! Ook op Java wordt niet alleen het Evangelie verkondigd; maar verkondigd met vrucht."

Welnu, dat woord in '89 geschreven; blijft van de gemeenten in Kediri gelden. Het komt er thans op aan, zoo meent

(1) Bedoeld wordt de feestdag waarop te W 6 n ó-H a s r i het nieuwe kerkgebouw werd ingewijd (22 Juli 1888). Dit gebouw is voor een groot deel door de toewijding en offervaardigheid der iulandsche Christenen tot stand gekomen.