woning van menigen predikant en godsdienstonderwijzer met vracht zoude kunnen gelezen worden. Bij de daarop volgende bespreking werd den hulpprediker dank gebracht, dat hij het vroeger gegeven onderwijs nog weder herhaald had en vermeerderd. Sommigen erkenden schuld en getuigden van betere voornemens; enkelen moesten weêr gewaarschuwd worden om toch niet bij de bespreking de hoofdzaak te dooden en nieuwe dingen op bet tapijt te brengen.

Er waren er, die ook getuigden tegen drankgebruik en althans wilden, dat men zich op den Zondag en op den dag der avondmaalsviering van het gebruik van sagoweer (palmwijn) zoude onthouden.

Daarna werd, opnieuw door Br. Louwerier, het godsdienstonderwijs aan hinderen ter sprake gebracht. Hij wees er op, dat men in de bosschen zorgde, dat jonge boomen aan de ééne zijde opgegroeid waren, als men aan de andere oude boomen ging vellen. Kvenzoo moest men zorgdragen voor het opkweeken eener wel-onderwezene christelijke jeugd. De leeraars moesten daarom de kinderkerk en het godsdienst-onderwijs trouwer behartigen; de leden der gemeente moesten toezien, dat hunne kinderen dat onderwijs bijwoonden.

Br. Eooker voegde er aan toe, dat men toch niet verzuimen moest, gebruik te maken van de gelegenheid om godsdienstonderwijs op de gouvernements-school te geven, en dat op de genootschaps-scholen zoo goed mogelijk te doen zijn. Hij gaf regelen aan voor de verdeeling der verschillende leeftijden en leervakken.

Br. ten Hove waarschuwde er tegen, dat men bet godsdienstonderwijs als een gewoon leervak zoude beschouwen, en dat de leeraren en onderwijzers den indruk zouden geven, als beschouwden zij dat deel van hun werk als een zware taak, die zij met tegenzin verrichtten. Verschillende inlandsche leeraren gaven hnnne instemming met het gehoorde te kennen, of brachten hunne bezwaren bij het godsdienst-onderwijs te berde.

Op de namiddag-vergadering van dien tweeden dag had men eerst een referaat van don inlandschen leeraar A. Pangkei over de wenschelijkheid,, dal een inlandsch leeraar na zijn verlaten van de school eerst werkzaam gesteld worde bij eenen ouderen. Wij deelen daaromtrent de notulen woordelijk mede.