geschonken, dat onze arbeid op Java van jaar tot jaar gezegend vooruitgaat. God geve dat liet aan arbeiders - wij toch vernamen weder van een', die tot hooger arbeid werd opgeroepen - dat het, zeg ik, aan flinke arbeiders niet ontbreke! Inderdaad de oogst is groot! En al zullen ook beproevingen niet uitblijven, al die lichtende punten voorspellen ons een heerlijken dageraad, ook voor Java! Dat geeft ons moed om voort te gaan, steeds op nieuw den strijd met de machten der wereld aan te binden, wetende dat God voor ons is, en dat de Heer gezegend heeft: "Ik heb de wereld overwonnen".

Laat ons dan, mannen broeders, de handen ineen slaan, wel wetende dat de debet.cijfers der finantieele commissie ruimschoots gedekt worden door de creditcijfers onzer zendingsposten! Lk bedoel daarmede, dat wij het der gemeenten luide en duidelijk moeten zeggen: Daar aan gene zijde van den Oceaan wil God de Heer een grootsch werk door ons werken, een werk dat de liefde der christenen in Nederland ten volle waardig is.

Er openbaart zich iu de jonge christengemeenten uit de Mohammedanen op Java zulk een offervaardigheid, zulk een warme liefde voor de zaak van onzen Koning. Dat dan ook de zoo rijkelijk met tijdelijke en geestelijke gaven bedeelde christenen in Nederland zich aangorden, om haastelijk te doen wat de hand te doen vindt, opdat wij niet spaarzamelijk en al zuchtende, maar vol moed en met volle hand het zaad des Evangelies mogen zaaien. Dat geve God! Ik heb gezegd.

Moge het Br. Kruijt , die reeds in verschillende plaatsen van ons land is opgetreden en nog in tal van bijeenkomsten hoopt te spreken, gelukken door zijn bezielend woord die warme liefde voor de zaak van onzen Koning, die offervaardigheid te wekken en te versterken ook bij de christenen in Nederland, opdat ons jubeljaar bij vermeerderde belangstelling en zendingsijver een vruchtbaar en gezegend jaar worde voor het zendingswerk" van ons Genootschap en daardoor ook voor de uitbreiding van het koninkrijk Gods!