van de school." //Maar wat denkt ge toch wel Van de school?" vroeg ik. Maar op zulk eene vraag blijft men het antwoord schuldig, of men draait er om heen.

//Met de Evangelieprediking ga ik geregeld voort, zonder nog meerdere belangstelling of eenige zichtbare vrucht te bespeuren. Onze aanslagen op het heidendom zijn voornamelijk gericht op den landbouw, aangezien nagenoeg alle godsdienstige plechtigheden moeten dienen, om de rijst te doen gelukken. Heeft men gezien, dat de rijstbouw //ook" gelukt op het eenvoudig gebed tot God, dan is veel gewonnen. Twee kabosenja's hebben reeds tuinen aangelegd zonder de gebruikelijke offers, doch onder het bidden van een eenvoudig gebed, dat ik hun leerde. God kome de zwakheid van deze lieden te hulp; Hij geve, dat die tuinen gelukken, opdat de harten dier lieden meer geopend mogen worden. Veel ook zal hiertoe bijdragen het feit, dat twee der drie goeroe's rijsttuinen hebben aangelegd en die hebben bewerkt, onder verwaarloozing van de voor den Alfoer verboden dagen en met strenge inachtneming van den Zondag. De rijst van den goeroe te Boejoembajau staat prachtig. Die van den goeroe te Panta heeft veel te lijden van bezoeken van karbouwen, die de omheining doorbreken. Ik heb de koelies, die mij van wege het Genootschap zijn verstrekt, gezegd mede te werken om de omheining te versterken, want van het gelukken of niet gelukken van den tuin hangt voor den zinnelijken Alfoer veel af. Een en ander hoop ik uitvoeriger mede te deelen in het aanstaande jaarverslag.

//Gisteren maakte ik een' uitstap naar onzen post te Panta. Ik was van plan twee nachten daar te blijven, doch keerde heden middag weder naar huis terug. De reden van dezen spoedigen terugkeer was - dat ik geene menschen vond. In de kampong waren eenige vrouwen achtergebleven, en al de anderen waren naar Kajoekoe, eene kampong aan den weg naar het Meer, gegaan om een heksenproces te voeren. Ik hield dus gisteren avond eene bijeenkomst met de vrouwen, die door vijf werd bezocht, en aangezien huisbezoek bij afwezigheid der mannen niet wel ging, deed ik heden morgen mijn werk in de kampong Mopajawa, die ook voor twee derde ontvolkt was.

//Nagenoeg iedere week is er tegenwoordig in het Possosche een heksenproces. De kabosenja van Kajoekoe, waar het pas genoemde heksenproces gevoerd wordt, wil niet gelooven, dat het meisje, dat van hekserij beschuldigd wordt, eene heks is. De Topebato beweren, dat zij het wel is, en dat zij reeds verscheidenen hunner gedood heeft door hare kunsten, en eischen daarom haren dood. In dit