van den zendeling zijn, waarin hij daaraan zou gaan twijfelen, niettegenstaande liet woord, dat eens de gansche aarde, dus ook Java, vol zal zijn van de kennis des Heeren."

Wij kunnen het ons zoo goed begrijpen, hoe Br. de Munnik er toe kwam oin aldus te schrijven; het gaat den jeugdigen zendeling gelijk het den jeugdigen Evangeliedienaar in het vaderland gaat. Met de schoonste verwachtingen vangt men den arbeid aan; men kan het zich niet anders voorstellen, of het Evangelie, zoo het maar eenmaal vernomen is, zal weerklank vinden in de harten, en de knieƫn zullen zich voor Jezus buigen. Alras komen dan de teleurstellingen; de vrucht, waarop men gehoopt had, blijft uit; het goede zaad wordt zoo licht verstikt. Gelukkig dan de zaaier, die den moed des geloofs bezit om in Gods naam voort te zaaien, in de vaste overtuiging, dat Gods woord niet ledig wederkeert, maar doet hetgeen Hem behaagt, ja toch ten slotte voorspoedig is in hetgeen, waartoe Hij het zendt. Dan wordt in de teleurstellingen het geloof des arbeiders beproefd en versterkt, dan sluit hij zich te nauwer tan den Heer des akkers aan, en leert hij liet inzien, dat ook ten opzichte van de vruchten het geloof een vaste grond is der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Maar gelukkig zorgt de Heer er ook altijd voor, dat de wolken menigmaal door helderen zonneschijn worden doorboord, dat het geloof niet altijd tegen het zien behoeft in te gaan. En het doet ons goed, dat de toon van geloofsvertrouwen en van dankbaarheid voor menigvuldigen zegen Gods ook in Br. de Munniks hart leeft: de rechte zendeling is optimist naar zijnen aard, niet uit oppervlakkigheid, maar juist uit ernst; niet, omdat hij het oog sluit voor het donker, maar omdat hij het opent voor het licht, het licht van den Vader der lichten.

Br. de M. zegt dan ook zelf, dat de eindindruk zijner overdenkingverblijdend is en rijke stof tot danken geeft. Hij zelf was in staat van Januari af tot December toe zijn werk onafgebroken te verrichten; en wel werd zijne echtgenoote, die hem in alles trouw ter zijde staat, enkele malen door ziekte aan haar arbeid onttrokken, doch gelukkig mocht zij telkens weder spoedig herstellen.

7*