Ook in Kediri is de ziekenbehandeling een belangrijk onderdeel van het werk. Niet minder dan 4873 maal werden wonden verbonden of geneesmiddelen uitgereikt. Meermalen had de zendeling de hulp van Dr. van Buuuen in te roepen, die ook dit jaar weder altijd bereid werd bevonden hem met raad en daad bij te staan. Als bewijs, dat Br. de Munnik . en zijn vrouw in dezen het vertrouwen der bevolking gewonnen hebben, kan zeker dienen, dat zij dit jaar den Assistent Wedönö en den Modin van Semampir onder hunne patiënten telden. Zoodra echter over godsdienst gesproken wordt, schijnt men doof, en toont niet den minsten lust om daarop in te gaan. Aan de uitnoodiging om in de kerk te komen wordt dan ook door de herstelden slechts zeer zelden gehoor gegeven.

Maar moge dan ook al de ziekenbehandeling weinig directe, geestelijke vrucht hebben gegeven, vrucht bleef toch niet uit en met name de school heeft veel aan haar te danken. Op het eind van 1895 was bijv. het aantal ingeschreven schoolkinderen op Semampir 24 en in September 1896 was dit getal geklommen tot 55. De groote meerderheid zijn kinderen van patiënten; enkelen zijn zelf onder behandeliug geweest en door de schoolkinderen aangetrokken. De eenmaal ingeschreven leerlingen blijven doorgaans trouw komen en schoolverzuim komt hier niet veel voor. De scholen hebben Br. de Munnik dit jaar veel werk gegeven. Gelukkig mag hij melden, dat de arbeid op dit gebied met zegen werd gekroond. Niet één school ging achteruit en op vele werden llinke vorderingen gemaakt. De Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch Onderwijs, de Heer G. den Hamer , die in den aanvang van dit jaar de scholen inspecteerde, was dan ook bijna overal zeer voldaan. Het aantal scholen is nu gestegen tot 11, met een gezamenlijk gemiddeld aantal leerlingen van 424. Twee onderwijzers heeft de zendeling dit jaar verloren; één werd op 19-jarigen leeftijd door den dood aan het werk onttrokken, de ander moest helaas ontslagen worden, omdat hij zich aan ergerlijk wangedrag had schuldig gemaakt. Met groot leedwezen vernam Br. ue Munnik de zonde van den laatste, doch daarnaast mocht hij er zich innig over verblijden, dat het zedelijk besef bij de gemeente zoo sterk was, dat niemand zijne