En dan hebben wij hier te gedenken „een man die nooit met iets te laat kwam", zooals in het Maandbericht van December 1896 Br. F. W. M uls wordt genoemd. Voorwaar, een benijdbare gave, niet meer te willen dan men kan, en niet minder te doen dan men moet. Br. M uls heeft ze bezeten, en wie ooit te doen heeft gehad met administratie van de zaken eener groote inrichting of veel omvattende vereeniging, die weet wat zulke mannen waard zijn. Wij danken God voor de hulp, die Hij ons in Br. M uls vele jaren lang heeft gegeven, en houden zijn naam in dankbare herinnering.

Niet meer rechtstreeks aan ons Genootschap verbonden, maar daarom niet minder, ook in zijn verzwakten geestestoestand zijne belangen op het harte dragende, was de man, aan wiens nagedachtenis in het Juni-nummer van ons Maandbericht een hartelijk woord is gewijd, ür. D. H. H. T ijssen . Hij was een van dezulken die, eenmaal het lidmaatschap van eenig Bestuur aanvaard hebbende, nooit ontbreken, wanneer de leden vergaderen. Zoo heeft hij jarenlang een werkzaam aandeel genomen in hetgeen ons Genootschap verrichtte. Ook in hem zien wij eenen heengaan, die voor ons werk van groote waarde is geweest.

Met smart misten wij in den laatsten tijd op onze vergaderingen de BB. J. J. L. L uti en E. A. R emy . Beiden werden door krankheid verhinderd tegenwoordig te zijn. Wij gedenken hunner, gelijk zij ons en onze belangen gedachtig zijn, en bidden hun Gods troostvolle nabijheid toe. Moge Hij hun pad verlichten met Zijnen vrefle!

Dat wij intusschen niet behoeven te wanhopen, waar oude en zoozeer beproefde krachten ons geheel of gedeeltelijk ibnto-i vielen; dat de belofte: „die uwe jeugd vernieuwt als»eens arends" ook nu nog waarachtig is, en zich in de geschiedenis van ons Genootschap waarachtig betoont, dat moge blijken uit dit Verslag; en het vertrouwen daarop moge opnsfamw honderdste Jaarvergadering den toon geven aan onze steniiaing'J In dit verband zij hier thans intusschen nog vermeld de belangH stelling, die wij van onze geliefde Koningin en van hare MdedferJ onze hooggewaardeerde Regentes, mochten ondervinden. Onze hartelijke dank voor de ons gezonden feestgave zij hier nog eens uitgesproken, tegelijk met de bede dat onze jeugdige Vorstin, die eerlang over een aardsch koninkrijk zal regeeren, steeds toeneiuie

8*