verwacht. Blijft dit uit, of wordt men door de eene of andere ramp getroffen, dan valt men in traagheid en onverschilligheid terug". Toch vermeldt deze zelfde Broeder, dat te Tara-tara vele lidmaten stervende hunne 'zielen overgaven aan Christus en dat zij hunne familieleden verboden om, volgens heidensche gewoonte, de booze geesten te verdrijven. Ook wordt door hem meegedeeld, dat in datzelfde Tara-tara eene vrouwenvereeniging werd opgericht, die geregeld Zondagsmiddags vergaderde in een der huizen en geleid werd door een ouderling. En dat hierdoor vele vrouwen, die zelden of nooit meer in de kerk kwamen, waren opgewekt tot het wederom trouw bezoeken van de godsdienstoefeningen.

Ook een andere Broeder, die nog al onvoldaan is over veel, erkent toch, dat het zedelijk leven der Christenen beter is dan dat der Javanen en Sangireezen en het huwelijk meer door lien in eere wordt gehouden.

De laatst opgetreden Hulpprediker, 13r. Huijsingh, pas in December 1896 te Ratahan gekomen, kon dus in April j.1. toen het verslag in de vergadering der Zendingvereeniging werd vastgesteld, nog weinig over de toestanden in zijne gemeente oordeelen. Wel zijn zijne eerste indrukken niet bepaald gunstig. Maar hij hoopt, dat ook te Ratahan een bodem aanwezig is, die, trouw geploegd en bezaaid, vatbaar is vruchten te geven, en dat eerlang deze gemeente in den uithoek, van de overigen door 't gebergte afgescheiden, waardig naast de besten der Minahassa-gemeenten zich zal kunnen vertoonen.

Met die hoop vereenigen ook wij ons en spreken daarbij ons vertrouwen uit, dat de broeders in de Miuahassa zich niet door het vele, wat aan hunne gemeenten ontbreekt, zullen laten ontmoedigen; maar dat zij, ook de kleine spruitjes waardeerende, die zich boven den grond vertoonen, dezen met trouw en ijver zullen kweeken en ze zooveel mogelijk voor den verstikkenden invloed van velerlei onkruid mogen beveiligen; dan zal te zijner tijd de Heer des oogstes ook daar liet volle koren doeir rijpen in de aar.