dank aan God, hoe honderd jaar geleden de zendinggeest in ons Vaderland ontwaakte in de harten van sommige mannen, en hoe thans onder des Heeren zegen de zending de liefde en den steun geniet van duizenden en duizenden. Een eeuw heeft ons Genootschap mogen bestaan. Het waren niet altijd gemakkelijke jaren, doch steeds mochten de vrienden van het Genootschap ervaren, dat de Heer het werk Zijner handen niet laat varen.

In het Vaderland is het eeuwgetijde des Genootschaps met dank en blijdschap herdacht. Ook wij zendelingen op Oost-.Tava wilden dit jaar niet onopgemerkt doen voorbijgaan en vonden het eigenaardig 0]) feestelijke wijze het honderdjarig bestaan des Genootschaps te herdenken op denzelfden dag, waarop ds vrienden en belangstellenden in Holland zich voor het zelfde doel zouden vereenigen. Tot plaats van bijeenkomst kozen wij Mödjö-Warnó, 's Genootschaps oudsten post. Aldaar vereenigden zich al de zendelingen van het Genootschap op Java, terwijl ook de Zusters de Munnik en Louwerier door hare tegenwoordigheid de feestelijke stemming verhoogden. Voorts waren nog aanwezig Ds. van Leeuwen, predikant te Soerabaja, president van het Vredefonds en Ds. van Loon, predikant te Pasoeroean, die door hunne gewaardeerde tegenwoordigheid toonden belang te stellen in het Genootschap. Tal van Javanen uit de verschillende werkkringen waren te Mödjö-Warnö bijeengekomen, om deel te nemen aan onze feestvreugde.

De samenkomst werd te zes ure geopend met koorgezang en gebed door Br. Kruyt. Hij herinnerde aan het doel, dat allen te MödjöWarnó bijeenbracht, namelijk de herdenking van het honderdjarig bestaan des Genootschaps, waarover allen zich zeer verheugden. Daarop verhaalde spreker in het kort de geschiedenis van Dr. J. Th. van der Kemp, die den stoot gaf tot de stichting van het Genootschap, door welks zendelingen men het Christendom had leeren kennen en liefhebben. Hierna zong de Gemeente Gezang 8 : 6. (Javaansche bundel).

Sylvanus, helper van Br. de Munnik in Kediri, bracht in herinnering hoe Br. Jellesma, de eerste zendeling van het Genootschap op Java, het Evangelie begon te verkondigen. Blijdschap vervult hem en moet ook de anderen vervullen, omdat men door de zendelingen en de vrienden in Holland het Christendom heeft leeren kennen. Let men op hen, die nog ongeloovig zijn, dan bemerkt men, dat zij nog in duisternis wandelen. Door de liefde van de Christenen in Nederland kennen de Christen-Javanen het licht. Daaruit besluit hij, dat men God moet loven voor de geschonken voorrechten en hoopt, dat er meer zendelingen uitgezonden zullen worden, opdat velen Jezus eigendom worden mogen.