Nauwelijks was men bekomen van de dubbele feestelijkheden, die gedurende IJ maand de oprichting van het doodenhuis eischten; nauwelijks waren de lieden wat uitgerust van hunne dansen, hanengevechten, schieten en dobbelen, of opnieuw begon het lieve leven, nu in den vorm van het zoogenaamde goeroe goeroe arowëao, een soort mapaloes. Jongelieden en jonge meisjes gaan dan sainen werken. Van dien arbeid komen ze vrij opgewonden terug en vieren dan feest in de kampong. Bij de bekende losheid van zeden onder de jongelui, behoeft het geen betoog, dat zulke feestelijkheden alles behalve dienen om het peil van zedelijkheid te verhoogen. Helaas, de zendeling staat machteloos tegenover dit alles ...... en de arbeid staat stil!

Nu loopen er wéér geruchten, dat hier eerstdaags een groote geestenbannerij in de kampong zal plaats hebben, natuurlijk vergezeld van al de ellende, aan zulk een levenmakerij verbonden ! Dan, zou dit alles ook een bewijs zijn, dat luer de waarheid kracht begint te ontwikkelen? liet heidendom toch openbaart zich soms zoo luide diiar, waar het zich de krachten voelt ontzinken.

In'de eerste tijden, toen het nog een nieuwtje was, kwamen er velen des Zondags in de godsdienstoefening. Nu is dat getal zeer geslonken. Den eersten Zondag sprak goeroe Ponto. Er waren toen aanwezig 7 mannen en i vrouwen, terwijl een paar anderen om den hoek stonden te luisteren. Den tweeden Zondag, toen lïr. Joustua voorging, was het kuddeke nog kleiner. Maar het was verblijdend te zien, zoo aandachtig als er beide malen naar de prediking des Evangelie's werd geluisterd.

Er zijn ook andere vruchten aan te wijzen. De zendeling toch begint meer deel te worden van deze maatschappij. Men leert nu zijne onbaatzuchtige handelingen kennen, het wantrouwen inaakt plaats voor vertrouwen, en men nadert hem meer 'en meer onbevangen. In ziekte of ongeval is hij de man, die helpen inoet! En zoo ontstaat er een band, die met de jaren hechter wordt. Een handdruk, een woord op zijn pas, kan dan op eens de ziel voor het eeuwige licht ontsluiten! Daarom, de weg is wel lang en zwaar, mair er komen zullen wij gewis!

En dan is daar de hoogvlakte, waarmede voortdurend de gemeenschap wordt onderhouden. Aan gene zijde van de bergen is onze hoop op meerdere vrucht groot. Dóar woont het moedervolk, dat oorspronkelijker gebleven is, niet zoo ontaard als de doesoen-Bataks en werkzamer.

Daarheen nu richten zich de blikken in deze zending. Dan, helaas! die hoogvlakte is nog voor ons gesloten! Maar geen nood, eenmaal, wanneer Gods tijd daar is, zal ook daar het Evangelie gepredikt worden, zullen ook de Karo-Bataks ingaan, gelijk reeds zoovelen van hunne stam-