nu het Christelijk gehalte dezer scholen afhangt van den Christelijken zin der onderwijzers, heeft Br. Hiebink Rooker eene zoo belangrijke taak als Directeur van de kweekschool, die onze scholen van onderwijzend persooneel moet voorzien.

Omtrent zijn werk nu ontvingen wij onlangs berichten, die ons nopen het een en ander dienaangaande mede te deelen. Niet dat er moeielijkheden gerezen zijn, en- wij daardoor worden gedrongen eene geschiedenis der school te schrijven. Integendeel, de verkregen resultaten zijn ditmaal zoo gunstig, dat wij niet kunnen nalaten ze dankbaar te gedenken. In den vorigen zomer werd het gebruikelijke eindexamen afgenomen door eene Commissie, bestaande uit de BB. H. Rooker, J. Louwerier en E. W. G. Graafland, en wel wat het mondelinge gedeelte aangaat op 14 en 15 Juni j.1. Dit examen nu gaf reden tot zeer bijzondere tevredenheid. Ons was dit reeds gebleken uit het otficiëele verslag dienaangaande, ons door bovengenoemde Commissie toegezonden. Bovendien, dit verslag was ter tafel op de Zendingconferentie te Tondano, gehouden op 12 en 13 October 1897, en in de notulen dier vergadering vinden we het volgende opgeteekend : „De voorlezing (van dit verslag) wordt met groote belangstelling aangehoord. De vergadering is zeer onder den indruk van de geconstateerde, blijkbaar alleszins verblijdende uitkomsten. Zij acht die een bewijs voor de degelijkheid van het onderwijs, en de deugdelijkheid van de gevolgde methode. Een dankbare stemming is er door opgewekt. De voorzitter (Br. Tendeloo) brengt den welverdienden dank der vergadering aan Br. Hiebink Ilooker voor zijne loffelijke toewijding en grooten ijver. De alleszins heerlijke uitkomst van het eindexamen zij hem tot aanmoediging om hoopvol voort te gaan zijn krachten te wijden aan de vorming vau personeel voor onze scholen, wetende dat daardoor het peil van het onderwijs op de Genootschapsscholen zich verblijdend verheffen zal."

Voorts ontvingen wij dezer dagen het Jaarverslag van Br. Hiebink Rooker zelf, met zeer uitvoerige opgaven omtrent het gehouden examen. Het is onmogelijk daarvan hier ook maar een overzicht te geven. Het zal in zijn geheel in de Mededeelingen worden opgenomen, waarheen wij den belangstellenden lezer verwijzen. Ter kenschetsing van het geheel nemen wij hier slechts de twee volgende citaten op.

Het maken van een opstel over een Godsdienstig onderwerp.

Er werden daartoe 6 onderwerpen opgegeven, waaruit de aspiranten konden kiezen : Mozes, Samuël, Be scheiding van liet rijk van Israël, Het hoofdgebod van den Heer, Cornelius en Be apostel Paulus.

Het eerste onderwerp werd door twea leerlingen uitgewerkt; het tweede insgelijks door twee; het derde door drie ; het vierde en schoonste onderwerp helaas slechts door één en het zesde door drie. Het vijfde onderwerp Cornelius werd, tot mijne verwondering, door niemand gekozen.

De hoofdindruk was zeer gunstig. De vier opstellen over de twee eerste onderwerpen waren zeer goed en volledig uitgewerkt. Van de drie opstellen over het derde onderwerp De scheiding van