gevoelens zich in mijn hart. Ik antwoordde kort, maar allen gevoelden, dat ik sprak uit de volheid des gemoeds, toen ik zeide, dat ik God dankte, dat Hij mij weer hier had gebracht na lange afwezigheid, mij had behoed en bewaard, en dat mijn lust en mijn leven zou zijn, mij geheel aan den arbeid te wijden.

Nog een goede ure brachten wij door in het bedehuis. Mijn vader had het zoo beschikt, dat nog dien zelfden avond een dankstond zou gehouden worden. Hij ging daarbij zelf voor en sprak met aandoening naar aanleiding van l'salm 126 : 3. Zoo weid onze komst geheiligd en gewijd. Het koor zong dien avond een nieuw lied op de melodie van Psalm 42, gecomponeerd door Ds. Weiss te Haarlem. Op deze wijze ben ik alhier ontvangen. Deu volgenden Zondag hervatte ik mijne taak in de gemeente met een toespraak naar aanleiding van 1 Cor. 2 : 1 en 2.

Er is in mijne afwezigheid hard gewerkt. Vooral op het terrein van ons ziekenhuis is veel bijgebouwd. Die arbeid heeft mijne onverdeelde bewondering gewekt. Ruste Gods zegen op al ons werk! Dat veler gebeden ons mógen dragen en schragen bij al wat God ons te doen geeft.

I : ■. ; I! . >fl -cl : l>: : i8. Meisjesschool te Tomolion.

(Jaarverslag van den Directeur A. LIMBURG, over 1897.)

In zijn rapport nopens den staat van zaken in de Minahassa schreef de heer W. O. Gallois voor eenige jaren omtrent onze Meisjesschool o. a. „Bij toekenning van subsidie zou het programma van Onderwijs wellicht eenige verandering dienen te ondergaan, in dien zin, dat meer dan thans gestreefd worde naar de vorming van practische huisvrouwen en moeders."

Deze uitspraak kwam mij in de gedachten, toen ik voor eenigen tijd in een paedagogisch tijdschrift gewag gemaakt zag van de oprichting eener „School voor Moeders" te Milaan. Ik heriuner mij niet recht op het oogenblik of het de moeders zelf waren, die men de school wilde laten doorloopen, dan wel of er slechts sprake was van een voorbereidenden cursus. In het eerste geval zal de onderneming al wel fiasco gemaakt hebben; in het laatste geval zon ik er wel eens een kijkje willen nemen; daar zou dunkt mij, nog wel een en ander te leeren zijn, dat ons te pas kan komen bij de opvoeding onzer „dochters van Hoofden en Aanzienlijkeu."

Of had de heer Gallois het mis, toen hij beweerde, dat gestreefd moet worden naar de vorming van practische huisvrouwen en moeders?

Ik geloof het niet! Wat geeft het eigenlijk of onze meisjes hebben geleerd sommetjes te maken 1 uit het 4", 5' of 6" rekenboekje, maar niet, hoeveel dubbeltjes er in een gulden zijn, en wat er voor zoo'n gulden met wat overleg al niet te koop is? Wat baat het, of ze den weg weten in Europa en Nederland, maar niet in de