ook zijne aardsche bezittingen , opdat 11a zijn dood, wat zoo dikwijls geschiedt, zijne vrouw en kinderen niet beroofd zouden worden. Doch vooral was hij bezig geweest inet het heil zijner ziel en dat der zijnen. Menigmaal had hij de handen van zijne vrouw en kinderen gevat, en met hen gebeden. Zijne laatste woorden waren nog eene getuigenis geweest van zijn vaste geloof in den Heer. Hij had den hemel voor zich geopend gezien, en wist, dat het sterven hem gewin was.

Wat mij toen verteld werd door hen, die Jan nog beter gekend hadden dan ik, deed mij dien overleden broeder nog hooger schatten. Hij had een onderzoekenden, nadenkenden geest, dat wist ik bij ondervinding. Menige viaag van hem had mij getroffen. Misschien zou een ander bij 't hooien van enkele vragen geglimlacht hebben en gedacht: hoe dom en omioozel is die man nog, dat hij dit niet weet. Ik verheugde er mij altijd in, en vond in hem een van die eenvoudige, naar waarheid dorstende zielen, die den Heer welgevallig moeten zijn. Hij vroeg echter ook veel buiten mij om aan anderen. Mijn inlandsche leeraar vertelde mij, dat Jan hem dikwijls had gezegd: „dat heeft mijnheer gezegd, docli ik begrijp het nog niet goed," - „die tekst uit den almanak heb ik niet goed begrepen, wat beduidt het?" - „ik heb eens nagedacht over deze zaak, hoe is die te rijmen met Gods macht en liefde?" Hij was steeds zoekende, en trachtte altijd zijne kennis te vermeerderen.

„Levi" - zoo heet zijn jongste zoon, die Hink school gegaan heeft - „wat is de dagtekst van heden?" dit was zijn dagelijksche vraag. Levi moest die dan lezen en Jan had stof tot overdenking. Gedurende zijne ziekte had hij den almanak altijd bij zich. En als dan 's avonds zijn gezin teruggekeerd was van den tuinarbeid, en oin den disch geschaard, moest Levi het hoofdstuk lezen, waaruit de dagtekst gekozen was.

Een en ander wat mij verteld werd aangaande dien overleden broeder was mij ter beschaming, vanwege mijn klein geloof en twijfelmoedigheid in de gezegende werking des Evangelies. Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat in stilte voortwerkt. Wat klagen wij menigmaal alsof de prediking te vergeefs is. De Heer doet ons nu en dan de gezegende vrucht daarvan aanschouwen. Hoe kalm en vredig lag Jan daar in de kist. Wij zongen te zamen Tahlil 116 :4 (Gezang 182 : 4) en daarna sprak ik de verzamelde menigte toe, haar opwekkende den Heer te dienen gelijk Jan dit gedaan had, en alle laauwheid, onverschilligheid weg te werpen. De weduwe en kinderen spoorde ik aan te blijven op den weg, waarop de overledene heil gevoerd had, en troost te zoeken bij Hem, die alleen in waarheid troost en kracht kan geven. Nadat wij te zamen gebeden