En nu behoeft het niet gezegd te worden, dat men dit alles ten deele of zelfs geheel kan missen, en daardoor dus voor het zendingwerk onbruikbaar zijn, en niettemin in de maatschappij een hoogst respectabele positie innemen. De bijzonderheden van alle deze droevige gebeurtenissen zijn uit den aard der zaak voor openbare mededeeling niet vatbaar. Maar indien iemand daaruit mocht willen besluiten tot een wegwerpend oordeel over de ontslagenen, dan zouden wij daartegen zeer nadrukkelijk protest moeten aanteekeneu. De apostel heeft gesproken van «verscheidenheid van gaven"; niet allen zijn apostelen, niet allen profeten, niet allen leeraars (1 Cor. 12). En waar wij nu door de omstandigheden gedwongen zijn het feit van dit ontslag in het openbaar te bespreken, daar verzoeken wij elkeen, die dit leest, om aan deze gebeurtenis geen andere beteekenis te hechten dan die, welke zij werkelijk heeft en die in het bovenstaande genoegzaam is aangeduid.

Onder dit alles hebben wij de waarheid ondervonden van hetgeen Paulus in het reeds aangehaalde hoofdstuk schrijft: „als één lid lijdt, zoo lijden al de leden mede". Wij gevoelen ons natuurlijk één met al degenen, die met ons arbeiden of onder onze leiding staan ; het is daarom, dat wij spraken van nederlagen, in eigen boezem door ons geleden. De ervaring daarvan is diep verootmoedigend en is ongetwijfeld weinig geschikt om ons te sterken bij de intrede van het tweede eeuwgetijde. Daarbij komen nu nog de financieele zorgen. Zeker, ons nadeelig saldo van ruim ƒ 45,001) is ingehaald en wij sluiten met een batig saldo van ƒ 40.000,—, iets wat misschien nog nooit is voorgevallen. En hierbij mag nog op een gelijk bedrag, als tweede uitdeeling uit de erfenis van den Heer van Munster , worden gerekend. Maar wanneer men bedenkt, dat dus, zonder deze buitengewone bate, ons boekjaar zou zijn gesloten met een deficit van p.m. ƒ 10.000,— en dat ondanks de ruim f 80.000, die aan feestgaven inkwamen - dan blijkt daaruit zeer zeker, dat de toestand nog verre van gunstig moet worden genoemd. Wij hadden gehoopt, dat de ervaringen van ons jubeljaar zich als in één stem zouden vereenigen, ons een krachtig '/voorwaarts" toeroepende. Het moet helaas worden erkend, dat haar koor niet eenstemmig is, en het dunkt ons goed, ook al smart het ons diep, zulks nadrukkelijk te verklaren.

[ntusschen, Paulus spreekt ook ergens van «een doorn in het vleesch", van «een engel des Satans, die hem met vuisten slaat". En als hij den Heer tot driemalen toe bidt, dat dit alles van Hem zal worden weggenomen, dan is het eenig antwoord, dat hij ont8*