papier geschreven, waarvan de kinderen gebruik maakten.

„ Den volgenden dag verlieten wij Tonmohon, trokken door eenige Alvoersche negerijen en kwamen te Sonder , welke plaats eene der grootste negerijen in de Manahasse is, maar waarvan het volk berucht is wegens dieverij en losbandigheid. Men zegt, dat de Majoor, of het hoofd der negerij, die de eenige Christen hier is , doch zeer los leeft, voor f 600 een Alvoer is geworden. Wij hielden ons niet lang bij hem op, maar vervolgden onzen weg naar Kawangkowang* Het tweede hoofd dezer negerij, die door broeder muller is gedoopt, scheen ons een opregt Christen te zijn. Daar deze negerij zeer oud en onregelmatig is gebouwd, heeft de Resident last gegeven, om dezelve af te breken en op eene andere en betere plaats op te rigten, waar zij ook tegelijk in het midden der nieuwe negerij eene kerk en een huis voor eenen meester willen bouwen; weshalve ons ook het hoofd der negerij dringend om eenen onderwijzer verzocht.

„ Voortreizende kwamen wij door de negerij Tonpasso , alwaar het lioofd derzelve een huis voor eenen meester gereed heeft, waarom hij ook bij ons aandrong om te blijven. Van daar vertrokken wij naar Langowang , eene geheel nieuwe en zeer net gebouwde negerij. Aanstonds verzocht men ons hier om eenen onderwijzer, en daar een der hoofden met vele anderen gaarne Christenen willen worden , en zij ons smeekten, dat zich een onzer

onder hen mogt vestigen, besloot broeder schwarz '