II. Of zij des Zondags de gedoopten in de kerk wilden zenden?

III. Of zij de kinderen, zoowel die der Christetenen als der Alvoeren, in de school wilden zenden ?

„ Zij dankten allen veelmaals, dat ik tot hen w^s overgekomen, en beloofden alles te doen, wat ik van hen had verlangd. Broeder hellendoorn vertrok dus nu en liet mij in mijnen nieuwen werkkring alleen.

„ Den 6 den November had ik voor het eerst het voorregt, om in de kleine kerk in deMaleitsche taal te prediken en een kind te doopen. Mijn onderwerp was : „ dat Jezus Christus in de wereld gekomen is , om Zondaren zalig te maken " Daar vele gedoopten niet weten, of het Zondag dan of het een andere dag is , en daar de rijstoogst nog niet is geëindigd en alzoo de meesten nog op de rijstvelden zijn, had ik nu slechts weinige toehoorders, die echter allen met aandacht luisterden en naderhand verklaarden , dat zij mij tamelijk hadden begrepen.

„ Daar de Christenen hier buitengewoon onwetend zijn, niet het minste begrip van godsdienst noch eenige kennis van de geschiedenis onzes Zaligmakers hebben , liet ik dezen avond (24 December) de schoolkinderen aan mijn huis vergaderen, om daardoor eenen dieperen indruk van de geboorte onzes Heeren in hun gemoed te verwekken. Ik had hun te voren een gezang opgegeven, hetwelk zij van buiten geleerd hadden; en nadat wij gezon-