Van broeder hellendoorn ontvingen wij het navolgende berigt, gedagteekend Menado 29 Maart 1832.

„ De godsdienstige gesteldheid mijner gemeente is nog gebrekkig, hoewel dezelve veel is verbeterd gedurende de vijf jaren, welke ik hier werkzaam was. Het zijn Christenen in naam, maar eigenlijk Heidenen of Alvoeren. Het getal der Christenen, aan mijne zorg toevertrouwd, is, naar ik vermoede, vijfduizend in de Manahasse. Over het algemeen is de kennis en godsdienstige zin der Christenen nog zeer gering, doch zijn er eenigen, die vordering maken in kennis, en waar godsdienstig gevoel openbaren. De toegang tot de Heidenen is zeer ruim , want wij tellen meer dan zeventigduizend zielen in de Manahasse , die het Christendom niet ongenegen zijn.

' „ Mijne werkzaamheden zijn, prediken in het Maleitsch en Nederduitsch, katechizeren in het openbaar en afzonderlijk, huisbezoeking en bezoekreizen door de geheele Manahasse bij Christenen en Heidenen. Ik tel thans niet minder dan twintig scholen, die van Gouvernementswege onder mijn toezigt staan, en waarin Ambonezen en Menadorezen als onderwijzers werken, die ik als mijne medehelpers beschouwe, en die aan niet minder dan zevenhonderd kinderen onderwijs geven in het lezen, schrijven , zingen , rekenen , Bijbel- en Godsdienstleer. De overzetting der Bijbelsche historie-vragen van west er in de taal der Alvoeren is gereed, en