dertusschen kan ik nog veel doen , de Heer helpt mij efi weet, wat ik behoeve. Al wat ik en mijne echtgenoot doen, doen wij voor den Heer. Is Hij alles voor ons , zouden wij dan ook niet alles voor Hem over hebben ? Hem niet ons leven, onze gezondheid, onze krachten, ja alles wat wij hebben ten offer brengen? Dit was en is steeds mijne keuze en die van mijne echtgenoot." ■

Uittreksel uit het Reisverhaal der Zendelingszuster a. van der veer.

Reeds in het begin des verledenen jaars (*) deelden wij een uittreksel mede uit brieven van zuster a. van der veer , behelzende het berigt van hare aankomst te Batavia , op den 9 den April 1831. Het was niet voor een jaar daarna, dat zij, op haren togt naar Letty, Banda bereikte, van waar zij hare reis verder zoude voortzetten, en, zoo wij hopen, behouden op Letty is aangekomen.

In haar Dagverhaal erkent zij met dankzegging de liefde en hulp, die zij van bestuurderen te Batavia heeft genoten. Den 9 den December 1831 vertrok zij van daar naar Sourabaja en deed Cheribon aan, alwaar zij vriendelijk door den Heer Resident elias werd ontvangen. Den ipden was zij te Samarang en den a<2 stcn kwam zij te Sourabaja aan.

(*) Zie Maandberigt 2, bladz. 27.