Den 3 den Julij begon het hevig te stormen, waardoor zij eenige schade aan het achterschip kregen en alles in de kajuit nat werd, ook hunne bedden. De storm bedaarde iets den volgenden dag. De wind bleef echter hevig, maar in hun voordeel tot den io den . Toen werd het stiller, en eerst op den 22 sten W erd de wind zoo sterk, dat zij hunne Godsdienstoefening niet met elkander houden konden. „ Onder het middagmaal" schrijft broeder gericke , „werd het schip zoo geslingerd, dat wij van de tafel afgerukt, en borden en alles, wat er was opgedischt, tegen den grond geslagen werden. Ik werd met mijn' stoel tegen de deur van mijne hut geworpen, en deze barstte op drie plaatsen uit elkander. Had de Heer mij niet bewaard, dan had ik een groot ongeluk kunnen hebben. Maar niet alleen wij, zelfs de geoefende stuurlieden deelden in dit lot."

„ Op den c5 st en zeer vroeg, zagen wij het eiland Amsterdam , het eerste land van Indiê. Wij hebben nu een allergunstigsten wind , daar wij in eene wacht (4 uren) negen k tien Duitsche mijlen afleggen.

„ Den i sten Augustus had een groot ongeluk plaats. Een der matrozen viel 'uit de derde mast, zestig voeten hoog, in het water. Allen snelden ter hulp, maar er verliepen wel tien minuten eer hij weder boven water getrokken was. Gelukkig was het stil weder. Hij dreef één voet diep met gevouwen handen onder het water heen, en werd omtrent tweehonderd schreden achter het schip in