zich zoowel tot het volk der belofte, als tot de Mahomedanen , met het Evangelie des Vredes te wenden! Wij hebben immers de stelligste beloften van God, dat Hij zich over dit zijn uitverkoren volk andermaal erbarmen zal, dat Hij hetzelve tot zich zal bekeeren, en hun een nieuw hart en een' nieuwen geest geven. Daarom zal het zaad, dat op dezen akker gestrooid wordt, tc zijner tijd gewisselijk vruchten dragen. Bovendien zal de Zendeling in een Mahomedaansch land meer ongehinderd kunnen reizen, als hij niet alleen de Mahomedanen, maar ook de Joden, in zijnen Evangelieschen arbeid omvat.

„ De Mullah, die hier in de Armenische school het Arabisch onderwijst, verwondert zich over de heerlijke en verhevene lessen van het N. Testament, vooral die, welke de bergrede van Jezus bevat, en weet niet, wat hij er van denken moet, dat de Mahomedanen een zoo heerlijk boek verachten en het voor zonde rekenen daarin te lezen. Hij leest dikwijls de Evangeliesche verhalen en wil die geheel doorlezen. Hij gevoelt ook de kracht van het Evangelie dermate aan zijn gemoed, dat dit zijne vaste overtuiging van de waarheid van den Koran, waarin hij was opgevoed, heeft tot wankelen gebragt. Daarom zeide hij mij, voor eenige dagen met mij sprekende, liever een redeloos schepsel te willen zijn, dan een voor de eeuwigheid, tot zaligheid of rampzaligheid geschapen mensch, daar de waarheid zoo moeijelijk te vinden, en nog moeijelijker te betrachten was.

,1 Sedert ik als Zendeling onder de Mahomedanen