sche Bijbels en ook eenige N. Testamenten heb ik aan Joden verkocht, en bovendien nog vele Hoogduitsche, Fransche, Italiaansche en Spaansche Bijbels afgegeven. Ik kan echter niet wel te gelijker tijd het Evangelie verkondigen en Bijbels verkoopen, daar men ligtelijk zoude kunnen denken, dat ik slechts gewinshalve predikte, om mijne boeken af te zetten. Er is ook behalve dat hier handenvol werks. Op dit oogenblik wonen hier 4000 Protestanten, die geene kerk, geenen leeraar, geene scholen hebben. Onder dit aantal zijn vele Duitschers, die mij met tranen gebeden hebben iets voor hunne geestelijke belangen te doen. Ik heb dus een huis gehuurd, waarvan ik het voorste gedeelte tot eene soort van kapel heb laten inrigten, waarin ik, behaagt het den Heer, iederen zondag in de Fransche en Hoogduitsche talen wensch te prediken. Ik verlang zeer dit ook spoedig in de landtaal te doen, hetwelk mijn voornemen is, zoodra het mij gelukt zal zijn dezelve daartoe genoegzaam meester te wezen. Daar er voor, de Protestanten alhier, zooals ik zoo even opmerkte, geene scholen zijn, heb ik mij voorgenomen ook als schoolonderwijzer onder hen te arbeiden, tot dat de Heer mij voor dat werk eenen anderen toezendt. Eenige kinderen van Protestanten zijn door Roomsche priesters gedoopt, daar er hier volstrekt geen Protestantsch leeraar is.

„ Algiers is een middelpunt, van waar het woord Gods naar de verschillendste oorden der wereld, in allerlei talen, kan verspreid worden, en het is dus zeer te wensci.en, dat men hier een Depot van