zending geene clan aangename berigten konde raededeelen ! Doch hoe veel aanmoediging er anders ook in dezen uitgebreiden werkkring voor den Zendeling zij, kan ik echter niet zonder leedwezen spreken van den staat en het gedrag van velen, wier ouders en voorouders in vroegere tijden tot het Christendom zijn bekeerd geworden, en die, hoewel het Christendom uitwendig belijdende, in hun gedrag en levenswandel toonen, dat zij vervreemd zijn van het leven, dat uit God is. Nogtans zijn er ook anderen, die de kracht van Gods genade in hunne harten gevoelen en in hun gedrag openbaren.

„ Het herder- en leeraarswerk bij de gemeente, en het bestuur van zoo vele aangelegenheden derzelve , benemen mij een groot deel van mijnen tijd, en deze en mijne andere menigvuldige bezigheden laten mij niet toe mij zoo bepaald op het werk van onderwijzing der Heidenen toe te leggen, als ik wel zoude wenschen. Maar ik neem echter de gelegenheid daartoe zoo veel mogelijk waar, en heb de genade en blijdschap gehad, om, gedurende de laatste vier jaren, ruim tachtig bejaarden in de Christelijke godsdienst te onderrigten, en hen en van eenigen onder hen, die gehuwd waren, ook hunne kinderen door den H. Doop in de gemeente op te nemen. Vele teleurstellingen heb ik ook in dit gedeelte van mijnen arbeid ondervonden; niet zoo zeer ten aanzien dergenen, die ik meestal niet dan na ernstige beproeving in de kerk heb opgenomen, en van welke eenigen niet weinig tegenstand bij hunne naastbestaanden ontmoet hebben, maar ten