vragen en roepen van hunne priesters hielp hen niet. Ik antwoordde, dut ik niet, zooals hunne priesters, hun wilde verzekeren, dat ik hun regen bezorgen konde, maar dat ik echter gaarne met degenen, die naar regen verlangden, zoude bidden tot den eenen waren God, indien zij slechts met mij op Hem wilden vertrouwen, en hun geloof aan hout en steen, of aan den gewaanden God van Luv/ang en hunne voorvaderen wilden verzaken. Doch dat verstond , of liever dat wilde men niet. Ik moest maar in dc kerk zoo bidden. „ April. De Paaschfeestdagen bragt ik genoegelijk door, daar ik aan velen de opstanding des Heeren mogt verkondigen. Bij die gelegenheid zochten mij de hoofden der negerijen en de oudsten der kerk op nieuw aan, om kinderen te doopen. Ik beloofde dit te doen, zoodra zij goede doopgetuigen zouden hebben, terwijl ik hun te kennen gaf, welke Christenen alleen als getuigen konden worden toegelaten. Hieruit konden zij gereedelijk opmaken , dat het hun moeijelijk zoude zijn zoodanigen te bekomen. Men wil hier namelijk gaarne doopgetuige zijn voor Heidmsche kinderen, dewijl men daardoor van die kinderen eenige diensten en voordeden meent te kunnen vorderen, een vooroordeel en misbruik, waarmede wij hier veel te kampen hebben; want velen dier doopgetuigen zenden de kinderen meer naar het bosch óm te arbeiden, dan naar de scholen. Zij, die mij het verzoek deden, zijn hoofden der negerijen en zoogenaamde oudsten

4 *