maken van nieuwe rijsttuinen, en wanneer zij rijst willen zaaijen. Sterft iemand, zoo wordt de dood van den overledenen door deszelfs vrienden met twee of meer geweerschoten aan den oppersten God ('Impon Muntiuntu) bekend gemaakt. Sterft een opperhoofd, zoo geschiedt dat met kleine kanonnen, tot tien ja tot negentien dagen lang, opdat die God, daarvan kennis gekregen hebbende, den overledenen ontvange in de valeijen des geluks. De naastbestaanden, vooral de vrouwen, maken dan een vreesselijk gehuil, bij de meer aanzienlijken tot tien, ja tot dertig dagen lang. Op het graf wordt velerlei spijs en drank geplaatst of aan bamboezen opgehangen; ook worden de grafsteden dikwijls met stoel en tafel voorzien, opdat de geest des overledenen er moge uitrusten en zich ververschen. Voorts achten de Alvoeren in het algemeen hunne priesters zeer hoog, die echter de grootste bedriegers en in het geheim ook wel moordenaars zijn. Nog tegenwoordig vallen niet zelden moorden voor, waarvan zij de oorzaken zijn, vooral wanneer een opperhoofd sterft, om hem eenen of twee, die hem tot slaven moeten dienen, toe te voegen. En ofschoon het Gouvernement alle moeite doet, 0111 de daders op te sporen en dat onheil tegen te gaan, zoo blijven zulke moorden toch meestal bedekt. Bovendien houden zich de Alvoeren alhier stipt aan het onzinnigste bijgeloof hunner voorouders en willen grootendeels volstrekt niets weten van een ander geloof, dat niet zooveel voor hunne uiterlijke zinnen en onreine driften oplevert, terwijl zij van de zoo-