„ 4 Di,to. Ik was heden zeer neêrgedrukt; evenwel de Heer hielp mij, dat ik met blijdschap <zijn woord verkondigde. Eenige Christenen, die oneenig waren, wilden niet eerder ter kerk gaan, voor dat men boete, wegens de beleediging hun aangedaan, betaald had. Zoo heb ik bij voortduring niets dan moeite met die verharde Christenen, zoodat ik hier wel schijne te vergeefs mijne krachten te verspillen. Ook schrikken zij door hun gedrag de Heidenen af, om Christenen te worden, en breken niet zelden af hetgeen ik poogde op te bouwen.

„ 14 Dito. Dezen nacht kwam de jongeling tot mij, die, te midden van het oproer des vorigen jaars, in het voorbijgaan mij de hand had gekuscht (1). „ Waarom komt gij in den nacht?" vroeg ik hem. „Omdat ik mijne begeerte niet langer kon bedwingen, om eens met u te spreken en uwen raad te ontvangen, hoe ik het in het vervolg maken moet", was zijn antwoord. Nadat ik mij tot het aanbreken van den dag met hem had bezig gehouden en hem met een warm hart den weg der zaligheid verkondigd had, vertrok hij weder goeds moeds, terwijl hij mij beloofde mijnen raad te zullen opvolgen, door getrouw gebruik te maken van het godsdienstig onderwijs, hoewel eenigen tegen hem verbitterd waren.

„16 Dito. Daar ik voor eenigen tijd eene katechizatie voor Doop-kandidaten heb opgerigt, zoo was het reeds dezen morgen, dat ik bemerkte hoe

CO Zie Maandberigt 1834, n«. 1, bi. 6.