het zondige daarvan had aangetoond, zoo scheen het toch zonder vrucht te zijn. Voor eenigen tijd maakte een oud priester een groot feest, en ik vreesde, dat ook hieraan, zoo als gewoonlijk, mijne kleine gemeente zoude deelnemen, waarom ik denzelfden Zondag over i Kor. VI: 14-18 predikte. De Heer zegende deze eenvoudige rede aan veler harten, zoodat bijna niet een der Christenen tot het feest ging, waarover ik mij zeer verblijdde, en waaruit ik zag, dat de Heer mijn gebed had verhoord.- Doch dit alles zijn nog geene vruchten der bekeering waardig, en er blijft mij niets over, dan in mijn werk voort te gaan en gedurig te bidden , dat het den Heer behagen moge de harten der Alvoeren te openen, opdat zij op het woord acht geven en geloovig mogen worden.

„ De scholen en het onderwijs der jeugd beloven ons , onder Gods genadige medewerking, veel goeds. In de school hier op Tondano zijn omtrent dertig kinderen, die goede vorderingen maken. Te Kapaiarang , waar te voren slechts tien è. twintig kinderen waren, zijn nu meer dan zestig. De oude meester, bij wien veel schuld lag van den minderen voorspoed aldaar, is afgezet en in zijne plaats heb ik een' mijner leerlingen gesteld. Bovendien heb ik nog twee scholen in Alvoersche negerijen, namelijk te Tonmohon en te Laloempej opgerigt, in de eerste van welke omtrent dertig en in de laatste omtrent zestig kinderen ouderwijs ontvangen.