Bij zekeren opstand, waarmede dit eiland gedurende de laatstverloopen jaren dikwijls werd geplaagd, werd aan het leger bevel gegeven, om tegen de oproerlingen ten strijd te gaan. Vóór den optogt moest echter het gansche leger langs het voornaamste afgodsbeeld des eilands voorbijtrekken en elk. soldaat met het heilige water besprengd worden, waarin het beeld gedompeld was. Deze heidensche plegtigheid moest dienen, om zich van de overwinning te verzekeren. Bij dit leger was intusschen een aantal van drie honderd soldaten, die de dienst des afgods verlaten en Christus als hunnen Heer beleden hadden. Toen zij hoorden, dat ook zij het beeld moesten voorbijtrekken, waren zij zeer getroffen en in verlegenheid, wat zij doen moesten. De voornaamste onder hen riep hen tegen den avond bijeen, ten einde zamen raad te plegen. Elk van hen konde lezen en allen bezaten eenen Bijbel.

In die bijeenkomst oordeelde men eenparig, dat zij, wanneer zij het afgodsbeeld niet eerden , voor geheime bondgenooten der oproerigen zouden gehouden worden, en ligtelijk konde mende straf voorzien , die hun dan te -wachten stond. De vraag was derhalve, wat men doen zoude. Sommigen zeiden: „ wij zijn zwakke menschen; God zal het ons wel vergeven , wanneer wij deze enkele reis den afgod aanbidden." Anderen zeiden, dat zij gehuwd waren en, .wanneer zij het beeld niet wilden eeren, zouden zij gedood en hunne vrouwen weduwen, hunne kinderen weezen worden. Nu haalt hun voorganger zijn' Bijbel uit den zak en staat op en leest, wat Matth. X; 37 en 39 geschreven staat: „ Die vader of moeder lief heeft boven mij, is mijns niet waardig; en die zoon of dochter lief heeft boven mij, is mijns niet "waardig. Die zijne ziele vindt, zal dezelve verliezen; en die zijne ziele zal verloren hebben om wifnent wil, zal dezelve vinden.'"'' Dit woord maakt diepen indruk op allen , zij knielen neder en bidden °j' dat Hij hen sterke in de ure der verzoeking, en doen daarop vereenigd de gelofte, om standvas-