vreesd, tocli wordt die overal in het land bekend, en dikwijls verwonder ik mij, als ik dien hoor noemen door zulken, die verre van eiken zendingspost wonen. Zij nu vooreerst met de kennis van dien naam nog niet veel gewonnen, het is toch langs dien weg, dat menigeen later zal inzien en ervaren, dat hij door dien naam moet zalig worden. Eer het zoo vevre komt, zal er met geduldige volharding nog heel wat arbeids verrigt moeten worden. Eigenaardig zeide mij dat onlangs een man, wien ik er opmerkzaam op maakte, dat hij reeds zoo dikwijls den weg der zaligheid van mij had gehoord, en er echter nog geene vruclit bij hem te zien was. «Wanneer een kunstenaar," dus sprak hij, »uit een' ruwen steen een beeld wil vormen, hoe vele slagen moet hij dan doen! Met onze harten is het evenzoo. Gij deedt reeds menigen hamerslag; maar zal er een beeld voor den dag komen, zoo moet gij er nog veel meer doen."

Wilt gij er eene proeve van, hoe de Zendelingen het volk toespreken, hoort het volgende gesprek. De Zendeling suite » verhaalt: »Ik bleef staan voor eene kraam, en vroeg den handelaar hoe het ging met zijne nering. )>Zoo, zoo," antwoordde de kramer, » te veel kramen, en te weinig koopers." » Wil ik u eens zeggen," ging ik voort, » hoe regtschapen kooplieden bij ons in Europa het aanleggen ? Zij nemen geen' penning te veel of te weinig; zij hebben vaste prijzen, en bedriegen niet, en hun handel gaat goed. Beproef het eens, overvraag de menschen niet; geef goede maat en ge-