verloren gaan 1 " Zij beleefde nog den volgenden dag. Toen kwamen eenige Heidenen bij liaar, en wilden baar gedurende de godsdienstoefening gezelschap houden. Zij zeide echter: » gaat naar de kerk; dat is voor u noodzakelijker; ik kan zeer goed alleen zijn." Kort daarna ontsliep zij zeer zacht. — Op den l slcn Januarij 1844 betuigde een Heiden, die vurig naar den Doop verlangde, maar nog wachten moest : » wat ik voor mij zeiven in dit nieuwe jaar wensch, is, dat de Heiland mij dagelijks mijne zonden meer leere inzien, opdat ik al de schuilhoeken van mijn boos liart leere kennen, vooral de eigengeregtigheid en den hoogmoed, die mij nog aankleven, en dat het gevoel van behoefte aan mijn' Heiland hoe langer hoe sterker worde." Toen hem nu gevraagd werd, waarop een Boschneger, die naauwelijks kleederen had om zich te dekken, dan wel trotscli kon zijn, antwoordde hij: » de hoogmoed zit niet in de kleederen, maar in bet hart. Daarom heb ik dagelijks te bidden om een ootmoedig liart, opdat het kwade steeds meer zijne kracht in mij verlieze."

Het was dan ook blijkbaar, dat de Heer medewerkte , en Zijn woord bevestigde, al was het niet door teekenen, dan toch door uitkomsten en beschikkingen , die vooral op de Heidenen diepen indruk maken konden. Zoo bleven in 1842 de Christennegers gezond in het natte jaargetijde, terwijl de koortsen in de omliggende dorpen menigen heiden wegmaaiden. Bij het begin van den regentijd hadden de Heidenen gezegd: » nu zullen wij