Prins zeer verheugd, en den Heer gedankt, dat Hij zulk een' bevrijder had verwekt. Ook het nog afgodisch deel des volks heeft den moed en het beleid bewonderd, dat liun toekomstige Koning bij deze gelegenheid geopenbaard had. Eén was er, en wel de voornaamste staatsdienaar der Koningin, die, verbitterd over zijne bekeering, zijn' ondergang zocht. Hij zeide tot de Koningin: » Uw zoon is Christen geworden; hij bidt met de Christenen, hij moedigt hen aan om die nieuwe leer te belijden. Wij zijn verloren, als uwe Majesteit den Prins niet tegenhoudt op dien verderfelijken weg." Maar de moeder, verschrikt door het gevaar, dat haren zoon bedreigde, riep uit: » Het is mijn zoon, mijn eenige zoon, mijn dierbaar kind! Laat hem doen wat hij wil; wil hij Christen worden, hij zij het! Het is mijn geliefde zoon!" De Zendeling doet hierbij opmerken, dat eene teedere genegenheid voor hunne kinderen en bloedverwanten een karaktertrek is der Madagaskaren. » Meent echter niet," dus gaat hij voort, » dat de vervolging geheel liebbe opgehouden. Nu en dan worden de goederen der Christenen verbeurd verklaard, of hunne vrouwen en kinderen als slaven verkocht, en anderen in boeijen geslagen. Alleen des nachts kunnen zij hunne zamenkomslen houden. Intusschen verzoeken de Christenen dringend om Bijbels en godsdienstige schriften en schoolboeken. Een hunner schrijft omtrent den Prins: »Gere-