gen en sprak uil liet voile liari eenige woorden lot hen van hartelijke deelneming en blijdschap, ler opwekking, vermaning en bemoediging. Bij het spreken en de vertolking werden mijne woorden , zoo het scheen, wel gevoeld, en eenigen rolden, gelijk mij, de tranen langs de wangen, zoo als broeder jellesma had opgemerkt."

Vernamen wij reeds hoe het genootschap te Soerabaja het voorname middel was, waardoor deze Javanen werden toegebragt, broeder van riiijn beschreef ons den man, die hierbij voorganger is, aldus: »In een afgelegen hoekje van de woelige handelstad Soerabaja woont een oud Duilscher. Het is de horologieinaker emde. Als jongeling was hij in 1801 op een oorlogschip naar Indïê gekomen, hetwelk een onwederstaanbare weetlust hem dreef te bezoeken; dus gingen er reeds zes en veertig Indische zonnen over zijnen sclioonen, vergrijsden schedel. Ja, wel schoon is de grijsaard: nadenken, goedwilligheid, vast geloof en godzaligheid liggen op zijn wezen uitgedrukt, te gelijk met de trekken van weemoed en doorgeworstelden strijd. Sinds een lange reeks van jaren had deze man in opregtheid het hart tot de dingen Gods gerigt; zijne eenvoudige woning was het logement onzer Zendelingen; hij is de ziel van liet Soerabajaascli Hulp-, Zendeling-, Bijbel- en Traktaatgenootschap 3 daarom is hij bij het Bestuur van het Nederlandsche Zendelinggenootschap ook reeds lang meer dan ter loops bekend. Door dezen nu en